21647 |
rolletje munten |
cahot (<fr.):
kahot (Q095p Maastricht),
un kahot (Q095p Maastricht),
carotte (fr.):
korat (Q095p Maastricht),
korot (Q095p Maastricht)
|
rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19921 |
rolluik |
jaloezie:
žaluzi (Q095p Maastricht),
roljaloezie:
rǫlžaluzi (Q095p Maastricht)
|
Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.]
II-9
|
22443 |
rommelpot |
rommelpot:
rommelpot (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
roͅməlpoͅt (Q095p Maastricht),
[Met afbeelding].
rómmel(s)pot: rómmelpot (Q095p Maastricht),
rommelspot:
[Met afbeelding].
rómmel(s)pot: rómmelspot (Q095p Maastricht)
|
De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] || Rommelpot. [BN 09] || Rommelpot: jongensspeeltuig nl. pot met een (varkens)blaas overspannen en rietje.
III-3-2
|
33473 |
rond gat boven in de schuurgevel |
lochtgat:
lǫx˲gāt (Q095p Maastricht)
|
Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153]
I-6
|
32291 |
rond haalmes |
krabber:
krabǝr (Q095p Maastricht),
trekhaak:
trękhǭk (Q095p Maastricht),
trekschaaf:
trękšǭf (Q095p Maastricht)
|
Het ronde mes met schuingeslepen snede en twee handvatten waarmee men diepe, holle vormen in hout kan snijden. Het rond haalmes wordt met een trekkende beweging gehanteerd en door de kuiper gebruikt voor het gladschaven van de binnenwand en het vlak maken van de binnenrand van vaten. Zie ook afb. 218. [N E, 37a-b; monogr.]
II-12
|
20705 |
rond wittebrood |
mik:
mik (Q095p Maastricht),
rond brood:
rônd broed (Q095p Maastricht),
rond wit:
roond wit (Q095p Maastricht)
|
rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)]
III-2-3
|
31385 |
ronde vijl, rattenstaart |
gatenvijl:
gātǝvęjl (Q095p Maastricht),
rattenstaart:
ratǝstart (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht
[(meervoud: ratǝstɛrt)]
)
|
Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.] || Kleine, ronde, spits toelopende vijl. De ronde vijl wordt gebruikt voor het vijlen van gaten en gebogen oppervlakten. Zie ook afb. 102. [N 33, 94; N 64, 53e; monogr.]
II-11, II-12
|
31167 |
rondel |
schijf:
sxęjf (Q095p Maastricht)
|
Het met de ronde schaar of schijvensnijder gesneden rond stuk leer of ronde koperen schijf, gebruikt ter versiering. [N 36, 29b]
II-10
|
21198 |
rondreizen, pendelen |
pendelen:
pendele (Q095p Maastricht),
rondreizen:
roonreize (Q095p Maastricht),
roontrèjzə (Q095p Maastricht),
rōōntreizə (Q095p Maastricht),
ròndreize (Q095p Maastricht),
róndreize (Q095p Maastricht),
rondtrekken:
róndtrekke (Q095p Maastricht),
toeren:
toerə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26675 |
rondsel van de rosmolen |
rondsel:
rǫnsǝl (Q095p Maastricht)
|
Het kleine spijlenrad van de rosmolen dat de horizontaal draaiende beweging van het grote rad overbrengt op de spil. De woordtypen kamrad (l 322, Q 7) en klein tandrad (l 382) duiden erop dat men in die plaatsen met een van ɛtandenɛ voorzien rad werkte.' [N D, 25]
II-3
|