e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruisen van bladeren ritselen: ritsələn (Maastricht), Endepols  ritsele (Maastricht), WLD  ritsele (Maastricht), ruisen: roesche (Maastricht), roesje (Maastricht), roesjə (Maastricht), eigen spellingsysteem  roesje (Maastricht), Endepols  roesje (Maastricht, ... ), WBD/WLD  roe.sjə (Maastricht), rūūse (Maastricht), WLD  roeschjə (Maastricht), rōēzjə (Maastricht), suizen: WBD/WLD  suizə (Maastricht) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] III-4-3
ruiten in het kaartspel ruiten: roete (Maastricht), rōēte (Maastricht), rūtən ōͅs (Maastricht), (In de) roete speule; - is trouf; iech had mer ein roete (of: roet) mie, en zijj had nog vief roetes (of: vief roete wat moot iech mèt zoen ónnuzel rutensje doen: zwak ruitenspel, z. schoppen I.  roete (Maastricht) Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] || Ruiten: een der vier figuren van het kaartspel; de kaart. || Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2
ruitenzetter ruiteninzetter: rūtǝnenzętǝr (Maastricht) Vakman die ruiten op maat maakt en inzet. De 'ruitenkremer' trok vroeger met zijn 'glaskast' ('glāskas') op de rug langs de dorpen in de omtrek van Sittard om gebroken ruiten te vervangen. [N 67, 98d; monogr.] II-9
ruitijd rui: røi̯ (Maastricht), ruizel: rȳzǝl (Maastricht) De periode van het ruien, het veren wisselen, van de kip. [A 26, 8; S 30; Vld.; monogr.] I-12
ruk rijt: riet (Maastricht), ruk: ruk (Maastricht, ... ), trek: trèk (Maastricht) Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] III-1-2
rukken rijten: rīēte (Maastricht), roffen: ró:ffe (Maastricht), stuiken: sjtó:kke (Maastricht) niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)] III-1-2
rukwind bijs: ən beis (Maastricht), forse wind: forse (Maastricht), helle wind: helle wind (Maastricht), ruk: rök (Maastricht), rukwind: rukwind (Maastricht, ... ), rökweend (Maastricht), rökwind (Maastricht, ... ), rökwint (Maastricht), stootwind: stoetwind (Maastricht, ... ), waaiwind: wejwind (Maastricht), windstoot: weendstōēt (Maastricht), windstoet (Maastricht, ... ), windstoete (Maastricht), windstoot (Maastricht), wintstoet (Maastricht), wīntstoet (Maastricht), ⁄ne windstoet (Maastricht) harde wind || rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4
rund koebeest: kōi̯bist (Maastricht), rind: rent (Maastricht), rēnt (Maastricht), ręnt (Maastricht), rindsvee: rensvi (Maastricht), rentsvī (Maastricht) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel horzel: hŏrzel (Maastricht), oirsəl (Maastricht), Endepols  horsel (Maastricht), ook ZND 1u, 30  o:rsəl (Maastricht), mispel: mispel (Maastricht) daas, paardenvlieg [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)] || horzel [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] III-4-2
runderhorzellarve larve: idiosyncr. Additie bij vragen 32 - 36: De larve wordt gewoonlijk aangeduid met het woord: l?rf. Ze wordt dus in omschrijvingen gebruikt.  lèrf (Maastricht) larve [N 26 (1964)] III-4-2