24847 |
ruisen van bladeren |
ritselen:
ritsələn (Q095p Maastricht),
Endepols
ritsele (Q095p Maastricht),
WLD
ritsele (Q095p Maastricht),
ruisen:
roesche (Q095p Maastricht),
roesje (Q095p Maastricht),
roesjə (Q095p Maastricht),
eigen spellingsysteem
roesje (Q095p Maastricht),
Endepols
roesje (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
WBD/WLD
roe.sjə (Q095p Maastricht),
rūūse (Q095p Maastricht),
WLD
roeschjə (Q095p Maastricht),
rōēzjə (Q095p Maastricht),
suizen:
WBD/WLD
suizə (Q095p Maastricht)
|
Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
roete (Q095p Maastricht),
rōēte (Q095p Maastricht),
rūtən ōͅs (Q095p Maastricht),
(In de) roete speule; - is trouf; iech had mer ein roete (of: roet) mie, en zijj had nog vief roetes (of: vief roete wat moot iech mèt zoen ónnuzel rutensje doen: zwak ruitenspel, z. schoppen I.
roete (Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] || Ruiten: een der vier figuren van het kaartspel; de kaart. || Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
30772 |
ruitenzetter |
ruiteninzetter:
rūtǝnenzętǝr (Q095p Maastricht)
|
Vakman die ruiten op maat maakt en inzet. De 'ruitenkremer' trok vroeger met zijn 'glaskast' ('glāskas') op de rug langs de dorpen in de omtrek van Sittard om gebroken ruiten te vervangen. [N 67, 98d; monogr.]
II-9
|
21937 |
ruitijd |
rui:
røi̯ (Q095p Maastricht),
ruizel:
rȳzǝl (Q095p Maastricht)
|
De periode van het ruien, het veren wisselen, van de kip. [A 26, 8; S 30; Vld.; monogr.]
I-12
|
17885 |
ruk |
rijt:
riet (Q095p Maastricht),
ruk:
ruk (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
trek:
trèk (Q095p Maastricht)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17884 |
rukken |
rijten:
rīēte (Q095p Maastricht),
roffen:
ró:ffe (Q095p Maastricht),
stuiken:
sjtó:kke (Q095p Maastricht)
|
niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
25148 |
rukwind |
bijs:
ən beis (Q095p Maastricht),
forse wind:
forse (Q095p Maastricht),
helle wind:
helle wind (Q095p Maastricht),
ruk:
rök (Q095p Maastricht),
rukwind:
rukwind (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
rökweend (Q095p Maastricht),
rökwind (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
rökwint (Q095p Maastricht),
stootwind:
stoetwind (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
waaiwind:
wejwind (Q095p Maastricht),
windstoot:
weendstōēt (Q095p Maastricht),
windstoet (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
windstoete (Q095p Maastricht),
windstoot (Q095p Maastricht),
wintstoet (Q095p Maastricht),
wīntstoet (Q095p Maastricht),
⁄ne windstoet (Q095p Maastricht)
|
harde wind || rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34024 |
rund |
koebeest:
kōi̯bist (Q095p Maastricht),
rind:
rent (Q095p Maastricht),
rēnt (Q095p Maastricht),
ręnt (Q095p Maastricht),
rindsvee:
rensvi (Q095p Maastricht),
rentsvī (Q095p Maastricht)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
hŏrzel (Q095p Maastricht),
oirsəl (Q095p Maastricht),
Endepols
horsel (Q095p Maastricht),
ook ZND 1u, 30
o:rsəl (Q095p Maastricht),
mispel:
mispel (Q095p Maastricht)
|
daas, paardenvlieg [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)] || horzel [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
larve:
idiosyncr. Additie bij vragen 32 - 36: De larve wordt gewoonlijk aangeduid met het woord: l?rf. Ze wordt dus in omschrijvingen gebruikt.
lèrf (Q095p Maastricht)
|
larve [N 26 (1964)]
III-4-2
|