e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rundvee beesten: bīǝstǝ (Maastricht), vee: vīǝ (Maastricht) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups groene rups: idiosyncr.  greun röps (Maastricht), greune róps (Maastricht), rups: ein rups (Maastricht), rups (Maastricht, ... ), rupse (Maastricht), róps (Maastricht, ... ), idiosyncr.  rups (Maastricht, ... ), róps (Maastricht), röps (Maastricht) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [ZND 06 (1924)] || rups rups [DC 46 (1971)] III-4-2
rustaltaar heiligenhuisje: heilige huiske (Maastricht), heilige-huiske (Maastricht), hellige heuskes (Maastricht), hèllege huiske (Maastricht), rustaltaar: rusaltaor (Maastricht), rösaltaar (Maastricht) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten rusten: röste (Maastricht), schaften: sjafte (Maastricht, ... ), sjaftə (Maastricht), schafttijd: sjaftied (Maastricht), uitrusten: oetröste (Maastricht, ... ) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
rusthuis bejaardenhuis: bejaordenhoes (Maastricht), bejaardentehuis: bejaardetehuis (Maastricht), conventje (<lat.): Opm. v.d. invuller: dit is alleen voor vrouwen bestemd.  kəvīnsjə (Maastricht), vgl. Maastricht Wb. (pag. 203): konvent, 1. kónvint gezamenlijke kloosterlingen; het klooster; - 2. kevint, gwl. in de verkl. kevinsje hofje.  kevinsje (Maastricht), kəvinsjə (Maastricht), kəvínsjə (Maastricht), godshuis: Gaodshoes (Maastricht), oudemannenhuis: aaijt mannehoes (Maastricht), aait-mannehoes (Maastricht), aajdmannəhōēs (Maastricht), aajt mannenhoes (Maastricht), verzorgingshuis: verzöreginshoes (Maastricht) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1
ruw gesprongen: gespronge han (Maastricht), open: ope han (Maastricht), ruw: rouw han (Maastricht), schraal: sjraol (Maastricht), wreed: wrie (Maastricht) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw worden ruw worden: rouw weurde (Maastricht), verharden: verhäore (Maastricht) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw, hard hel: hel (Maastricht, ... ), hèl (Maastricht, ... ), onbehouwen: oonbehawwe (Maastricht), onverschillig: ónversjèllig (Maastricht), ruw: dat is ene rouwe kerel (Maastricht), rauw (Maastricht), rouw (Maastricht, ... ), row (Maastricht), ps. boven de ó staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  rów (Maastricht) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruw, ruig wreed: vrie (Maastricht) ruig, ruw III-4-4
ruzie gekekel: Van Dale: kekelen, (gew.) op scherpe en luidruchtige toon praten over iets; kijven.  gəkeekəl (Maastricht), herrie: herrie (Maastricht), herriemake (Maastricht), ruzing: reuzing (Maastricht), rēūjzin-g (Maastricht), ruizing (Maastricht, ... ), röjzing (Maastricht), ruzing (zn.): ruizing (Maastricht), scheldpartij: sjelpartij (Maastricht) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] || het niet eens zijn en ruzie maken over kleinigheden, door wederzijds gebrek aan inschikkelijkheid vooral gezegd van kinderen [stechelen, sechelen, aantelen, akkenaaien, naarswaar-zen, grendelen, stensen, keken, kibbelen] [N 85 (1981)] III-3-1