23385 |
schuifje van de biechtstoel |
schuif:
sjeuf (Q095p Maastricht),
sjuif in de beechstool (Q095p Maastricht),
(kort)
schuĭf (Q095p Maastricht),
schuifje:
sjeufke (Q095p Maastricht),
sjuifke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30842 |
schuifmaat |
schuifmaat:
šø̜jfmǭt (Q095p Maastricht)
|
Metalen maatstok met een vast en een verschuifbaar deel om in- en uitwendige maten van werkstukken op te nemen. Het vaste en het schuifbare deel van het werktuig zijn beide van een bek voorzien waarmee een werkstuk omklemd kan worden. Op het beweegbare deel is een schaalindeling aangebracht en soms ook op het vaste deel. In het laatste geval kan tot op tienden of twintigsten van een millimeter nauwkeurig worden opgemeten. Zie ook afb. 86. [N 33, 267]
II-11
|
25800 |
schuimdek |
kruizen:
krø̜jsǝ (Q095p Maastricht)
|
De laag schuim die zich vormt op de gistende wort. [N 35, 71]
II-2
|
24992 |
schuimen |
schuimen:
scheume (Q095p Maastricht),
schuime (Q095p Maastricht),
sjoem (Q095p Maastricht),
sjuime (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
sjuimen (Q095p Maastricht),
sjuimə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
sjujmə (Q095p Maastricht),
sjume (Q095p Maastricht),
sjömə (Q095p Maastricht)
|
schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25804 |
schuimlepel |
schuimlepel:
schuimlepel (Q095p Maastricht),
šø̜jmlēpǝl (Q095p Maastricht)
|
Een grote lepel met gaatjes waarmee de gist wordt afgeschuimd. Zie afb. 12. Uit de opgaven van L 290 ("gistschup") en L 318 ("gistlepel") blijkt dat de schuimlepel ook werd gebruikt om gist aan te zetten. Zie daarom ook het lemma ''gistlepel''. Volgens de zegsman uit Q 95 was de schuimlepel gemaakt van rood koper. [N 35, 64; monogr.]
II-2
|
19555 |
schuimspaan |
schuimlepel:
sjuimlepel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
sjuimlēpəl (Q095p Maastricht),
sjöjmleepel (Q095p Maastricht),
De keukemaog sloog ¯m mèt de sjuimlepel op z¯n han Mèt de sjuimlepel de sop aofsjuime
sjuimlepel (Q095p Maastricht),
vollekrijum:
aldus opgegeven
vollekrijum (?) (Q095p Maastricht)
|
schuimlepel || schuimspaan [ZND 42 (1943)] || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21370 |
schuld |
schuld:
schöld (Q095p Maastricht),
šöld (Q095p Maastricht),
Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
schø͂ͅlt (Q095p Maastricht)
|
Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)] || schuld [ZND m]
III-3-1
|
21674 |
schuld zonder papieren |
nog zoveel staan hebben:
Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
noch zŏĕvèùl stoon höbbe (Q095p Maastricht)
|
schuld die niet schriftelijk is vastgelegd [handschuld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21369 |
schuldig (zijn) |
schuld (zn.):
sjuild (Q095p Maastricht),
ps. omgespeld volgens Frings!
sjø͂ͅlt (Q095p Maastricht),
schuld hebben:
schöld höbbe (Q095p Maastricht),
sjöld höbbə (Q095p Maastricht),
schuldig (zijn):
schuldig (Q095p Maastricht),
sjuldig zien (Q095p Maastricht),
sjöldieg zien (Q095p Maastricht),
sjöldig (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
sjöldəch (Q095p Maastricht),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!
sjöldich zĭĕn (Q095p Maastricht),
zich schuldig voelen:
siech schöldig veule (Q095p Maastricht)
|
schuld hebbend aan een overtreding of misdrijf [schuldig, plichtig] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32221 |
schulpboor |
bussenboor:
bøsǝbōr (Q095p Maastricht)
|
De grootste tapse avegaar die de wagenmaker bezit. Met dit werktuig maakt hij de voorgeboorde opening in de naaf van het wiel wijder en tapsvormig zodat daar vervolgens de naafbus in kan worden geslagen. Zie ook afb. 193. De schulpboor is doorgaans voorzien van een verwisselbare houten kruk. Door de grootte van het werktuig wordt het meestal door twee personen gehanteerd. Er werd dan een extra draaiboom aan de kruk bevestigd. Vgl. het volgende lemma. Zie ook het lemma ɛtapse avegaarɛ in de paragraaf over de werktuigen van de timmerman.' [N G, 32c; monogr.]
II-12
|