e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuurpoort schuurdeur: šø̄rdø̄r (Maastricht), schuurpoort: šø̄rpōrt (Maastricht) De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.] I-6
schuursteen puimsteen: pømpstęjn (Maastricht) Brok zandsteen of puimsteen voor schuurwerk. Puimsteen is een vulkanisch gesteente met een sponsachtig uiterlijk. Zie ook het lemma "puimsteen" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 205. [N 33, 260; N 33, 380; N 64, 57a; monogr.] II-11
schuurtje berghok: berghok (Maastricht), hok: hok (Maastricht), schop: sjop (Maastricht, ... ), sjup (Maastricht), schuurtje: scheurke (Maastricht, ... ), sjeur(ke) (Maastricht), sjeurke (Maastricht), stal: stal (Maastricht) Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)] || schuurtje [DC 35 (1963)] III-2-1
schuw bangelijk: WLD  béngkələk (Maastricht), schichtig: WBD/WLD  sjĭĕchtich (Maastricht), schuw: sjouw (Maastricht, ... ), Endepols  sjouw (Maastricht, ... ), ideosyncr.  schouw (Maastricht), nog zeldzaam "sjuij"is verouderd  sjuij (Maastricht), WBD/WLD  sjaow (Maastricht), sjauw (Maastricht), sjōūw (Maastricht), WLD  (schouw) (Maastricht), sjouw (Maastricht, ... ), WLD (ó lang)  sjów (Maastricht) Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)] III-4-2
schuwen schuwen: sjuije (Maastricht) schuwen, uit vrees of afkeer vermijden III-1-4
selderij selder: Endepols  selder (Maastricht), selderie: seldərij (Maastricht), eigen spellingsysteem  selderie (Maastricht), WBD/WLD  séldərij (Maastricht, ... ), WLD  seldərij (Maastricht), selderij: sjelderije (Maastricht), snijjsèlderijj (Maastricht), sèlderijj (Maastricht, ... ), sèlderèij (Maastricht), sèllerijj (Maastricht), Endepols  sĕlderij (Maastricht), sèlderei (Maastricht), sèlderijj (Maastricht), WBD/WLD  sĕdərij (Maastricht), séldərèj (Maastricht), WLD  selderei (Maastricht), sellerie: WLD  sellərēj (Maastricht) [ZND m]selderij || Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
seminarie seminarie (<lat.): semenarie (Maastricht), simmenarie (Maastricht), séminarie (Maastricht) Het seminarie. [N 96D (1989)] III-3-3
seneblad seneblader: senesblajer (Maastricht) senebladen III-4-3
sergeant sergeant: sergeant (Maastricht) Soort klem om werkstukken vast te klemmen. Het werktuig bestaat uit een geleider waaraan één deel van de bekken vast is bevestigd terwijl het andere deel glijdend heen en weer kan worden bewogen. In het beweegbare deel van de bekken is een draadspil aangebracht waarmee het werkstuk tegen de vaste bek wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 62. [N 33, 274] II-11
sering meibloem: meijblóm (Maastricht, ... ), -  meiblomme (Maastricht, ... ), Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022  meiblom (Maastricht), sering  mè.iblóm (Maastricht), mè.iblóm* (Maastricht), meiboom: seringeboom  mè.ibo.um (Maastricht), mè.ibo.um* (Maastricht) sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)] I-7, III-4-3