18907 |
bijdehante vrouw; bijdehand |
bijdehand:
bijjdehant (Q095p Maastricht),
bijjderhant (Q095p Maastricht),
bijdehandje, een -:
bijdehendsje (Q095p Maastricht),
bijdehante tas:
ən bijdəhàntə tès (Q095p Maastricht),
⁄n bijjdehante tes (Q095p Maastricht),
bijdehante, een -:
bidderhaute (Q095p Maastricht),
bijdəhandtə (Q095p Maastricht),
un bijdehandte (Q095p Maastricht),
helleveeg:
helleveig (Q095p Maastricht),
ka:
ka (Q095p Maastricht),
prij:
prij (Q095p Maastricht),
snepje:
snipke (Q095p Maastricht),
veeg:
veeg (Q095p Maastricht),
vēēch (Q095p Maastricht)
|
bijdehand || een vrouw die bijdehand is, die vlug van begrip en handig is [haalover, herp, veeg] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21841 |
bijeenleggen |
bijeenleggen:
beijein-leggə (Q095p Maastricht),
bieeinlegke (Q095p Maastricht),
bijj ein lègke (Q095p Maastricht),
bijlappen:
ps. boven de è staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!
bèjlàppə (Q095p Maastricht),
bijleggen:
beijlèggə (Q095p Maastricht),
bijj lègke (Q095p Maastricht),
bijlègge (Q095p Maastricht),
lappen:
lappə (Q095p Maastricht),
làppə (Q095p Maastricht),
samenleggen:
samelègge (Q095p Maastricht),
uitleggen:
oetlegge (Q095p Maastricht)
|
gezamenlijk geld bijeenleggen om iets te kunnen drinken [lappen, fineren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
28409 |
bijenhal |
bijenstal:
bęjǝstal (Q095p Maastricht)
|
Gebouw waarin korven of kasten geplaatst worden als beschutting tegen regen en wind. In de loop van de tijden zijn er verschillende vormen geweest van een bijenstand of bijenhal. De vorm hing af van het al of niet voorhanden zijn van een natuurlijke beschutting en het materiaal dat de natuur in de omgeving ter beschikking stelde. Gewoonlijk is de bijenstand een rechthoekig bouwsel met een open zijde die meestal in zuidoostelijke richting is geplaatst. Verder zijn er een achterwand, zijwanden, een bodemplank en dak plus afdak. Beschutting en zonlicht zijn belangrijk voor een bijenstand. Voor korven en kasten met achterbehandeling heeft de stal of stand de nodige voordelen. Voor de moderne kasten met bovenbehandeling is een stal niet meer nodig. Deze kasten worden vrij opgesteld. [N 63, 11a; N 63, 2a; N 63, 2; JG 1b + 2c; JG 2b-5; L 1a-m; S 3; R 3, 41; Ge 37, 150; A 9, 5; monogr.]
II-6
|
28404 |
bijenhouder, imker |
bijenhouder:
bęjǝhawǝr (Q095p Maastricht),
bijenmelker:
bęjǝmęlkǝr (Q095p Maastricht),
imker:
imker (Q095p Maastricht)
|
Een bijenhouder is iemand die bijen houdt om den brode of als hobby. Bijen produceren honing en was. Eertijds waren dit zeer geliefde en noodzakelijke produkten. Momenteel zijn er in Nederland praktisch geen beroepsimkers meer en is bijen houden voornamelijk een hobby geworden. Belangrijk is de inzet van bijen voor bestuivingsdiensten in land- en tuinbouw. Grote zaadteeltbedrijven kennen het beroep van bedrijfsimker. [N 63, 1a; N 63, 1c; S 3; L 1a-m; JG 1a; JG 2b-5, 7; R 3, 43; Ge 37, 149; A 9, 7; monogr.]
II-6
|
28583 |
bijenkap |
bijenmaske:
bęjǝmaskǝ (Q095p Maastricht)
|
Volkomen afsluitend hoofddeksel ter bescherming tegen bijensteken. Wanneer de imker de bijen op een of andere manier moet behandelen, zal hij vooral het hoofd moeten beschermen tegen steken. Hiervoor gebruikt hij voornamelijk twee soorten hoofdbedekking: de kap en de sluier. Beide reiken ze tot op de schouder. De kap is geheel van metaalgaas, terwijl de sluier van, vooral zwarte, tule is gemaakt en van een hoed afhangt. Een vizier van draadgaas of paardehaar moet zicht geven op de bijen. Op grond van de grote overeenkomst in woordtypen bij de antwoorden op de verschillende vragen naar een soort bijenkap of sluier zijn de antwoorden in één lemma Bijenkap samengevoegd. [N 63, 74a; N 63, 74b; N 63, 74c; N 63, 74d; N 63, 74e; S 3; L 1a-m; L 16, 7; JG 1b; JG 2b-5, 5; R 3, 44; R 3, 42; R 3, 43; Ge 37, 151, monogr.]
II-6
|
28407 |
bijenkorf |
bijenkorf:
bęjǝkørf (Q095p Maastricht),
bęjǝkø̜rf (Q095p Maastricht),
bęjǝkø̜rǝf (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
bijkorf:
bęjkø̜̄rǝf (Q095p Maastricht)
|
Korf waar een imker bijen in houdt. Zie ook het lemma ɛbijenkorfɛ in wld II.6, pag. 9-11. Het materiaal uit dit lemma vormt een aanvulling daarop.' [N 40, 102; monogr.] || Van roggestro of buntgras gevlochten korf voor bijen. Het houden van bijen in korven is de ouderwetse vorm, ook wel de vaste bouw genoemd. De kast heeft de korf tegenwoordig veelal vervangen. Men spreekt dan van losse bouw (De Roever, pag. 149). De korf werd meestal met dikke, brede windingen gevlochten van met de hand gedorst stro, bijeengehouden door Spaans riet of voorheen ook wel gespleten braamtakken of dennenwortels of soms wilgetakken. Er bestaat een grote verscheidenheid aan soorten korven: grote en kleine, hoge en lage, korven met één of twee vlieggaten, met en zonder spongaten die het voeren moeten vereenvoudigen. Voor al die korven geldt echter dezelfde bedrijfswijze als die met korven van het Drents model. De ronde strokorf van Drente heeft een doorsnede van ± 40 cm bij een ongeveer gelijke hoogte. Ter bescherming tegen koude en regen of ook wel ter versteviging van oude korven besmeert men de korf, hetzij van buiten hetzij van binnen, met leem of kleiaarde, vermengd met gerstekaf of koemest met as of kalk. Soms wordt de korf met bunt of smelen overdekt. [N 63, 2a; N 63, 1a; N 63, 8; L 1a-m; L 1u, 13; L 16, 7; S 3; JG 1a + 1b; Ge 37, 12; A 9, 4; N 40, 137; monogr.]
II-12, II-6
|
25440 |
bijl waarmee men het slachtvee klooft |
kapmes:
kapmɛts (Q095p Maastricht)
|
Zie ook het lemma ''slachtbijl''. [N 28, 90; monogr.]
II-1
|
21804 |
bijleggen |
bijlappen:
beͅilapə (Q095p Maastricht),
beͅjlapə (Q095p Maastricht),
bijleggen:
beilékkə (Q095p Maastricht),
beͅjleͅGə (Q095p Maastricht),
bijjlègke (Q095p Maastricht),
bijlegge (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
gedaan maken:
gedoon make (Q095p Maastricht),
goedmaken:
goot make (Q095p Maastricht),
ət good maakə (Q095p Maastricht),
middelaren:
middeleere (Q095p Maastricht),
vrede sluiten:
vrei slete (Q095p Maastricht),
zich verstaan:
ziech verstoon (Q095p Maastricht)
|
een ruzie, een onenigheid bijleggen of oplossen [schavelen] [N 85 (1981)] || Extra geld in de pot doen [lappen, bijleggen]. [N 88 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|
29040 |
bijsnijden |
voering snijden:
vōreŋ snęjǝ (Q095p Maastricht)
|
Het op maat snijden van de binnenvulling van een colbert. [N 59, 110]
II-7
|
21102 |
bijten |
bijten:
biete (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
bīēte (Q095p Maastricht),
1a-m
bi:tə (Q095p Maastricht),
bītə (Q095p Maastricht)
|
bijten [DC 37 (1964)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|