e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slimmerik duivelskind: doe duvelskeend (Maastricht), gewiekste, een -: gewieksde (Maastricht), handige bliksem: hendige bliksem (Maastricht), schlaue, een - (< du.): ənnə slowwə (Maastricht), slimme, een -: slumme (Maastricht), slimmerik: slummerik (Maastricht, ... ) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] || handig, slim iemand || slimmerd III-1-4
slingerhoning slingerhoning: slingerhoning (Maastricht) Honing die geoogst wordt door de raten in een toestel rond te laten slingeren, waardoor de honing uit de raten verwijderd wordt. [N 63, 116c; N 63, 115c; JG 1a; monogr.] II-6
slinken, minder worden afnemen: aofnūmmə (Maastricht), minder worden: mindər weurə (Maastricht), minderen: minder (Maastricht), mindere (Maastricht, ... ), mindərə (Maastricht), slinken: sjlinke (Maastricht, ... ), sleen.kə (Maastricht), sleengkə (Maastricht), slingke (Maastricht), slinke (Maastricht, ... ), slinken (Maastricht), slinkə (Maastricht, ... ), slīnkə (Maastricht), verminderen: vermindere (Maastricht, ... ), weiniger worden: wieneger wörde (Maastricht), wieniger (Maastricht, ... ) minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] || minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)] III-4-4
slinkse streken advocatenstreken: avvekaotestreek (Maastricht), draaien: drejje (Maastricht), filous-en (< fr.): fieloese (Maastricht), filousetige streken: filoesetige streke (Maastricht), gedraai: gədrēj (Maastricht), schooierd: sjoojerd (Maastricht), smerige streken: smerige streke (Maastricht), streken: strēēkə (Maastricht) oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)] III-1-4
slip slip: hummeslip (Maastricht, ... ), hūmmeslip, hēūmmeslip (Maastricht), sleip (Maastricht, ... ), slib (Maastricht), slip (Maastricht, ... ), slup (Maastricht, ... ) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || hemdslip || hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] || slip: afhangend eind III-1-3
slip (toel.) <uitdr.> dat is een jongetje van reymerstock, zijn hemd is langer als zijn rok: Kind waarvan de klederen wat kort zijn.  dat is e jungske van Reymerstock, z`n humme is langer als z`ne rok (Maastricht), <uitdr.> michiel! michiel! dijn hemd is langer wie dijne kiel: Micheel! Micheel! d`n humme is langer wie d`ne keel (Maastricht) Reymerstock: plaatsje bij Gulpen (Q 203) || Spottend gezegd van iemans wiens onderkleding onder de bovenkleding uit komt III-1-3
slip-over slip-over: slipover (Maastricht), soort tricot (fr.): soort tricot (Maastricht) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas jacquet (<fr.): sjekèt (Maastricht, ... ), zjakkèt (Maastricht), jacquetjas (<fr.): zjekètjas (Maastricht, ... ), pitteleer (<fr.): &lt; Fr. pet-en-lair; verg. pregeerjas*.  pitteleer (Maastricht), purgeerjas: NB - p. 339: purgeren, purgere, dikwijls pregere; z. pregeerjas*. Vgl. Van Dale: purgeerjurk, lange, slobberende jurk.  pregeerjas (Maastricht), slipjas: slipjas (Maastricht), Zie ook jacquet.  slipjas (Maastricht), slippenjas: slippejas (Maastricht, ... ), Zie ook jacquet.  slippejas (Maastricht), zwaluwstaart: b.v. ne kelner mèt ne -.  zwalleberstart (Maastricht) [pitteleer*]: kort jasje || [pregeerjas*]: lange zwarte jas || het jacquet-jas (slipjas, billetikker) [N 59 (1973)] || jacquet: pandjesjas || jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] || jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)] || jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)] || slipjas || zwaluwstaart: bij verg. rok III-1-3
slipjas: spotnamen batsenslager: batsesleeger (Maastricht), batsesleger (Maastricht) [batsesleger*]: (lange) pandjesjas || jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
slobkous gamasche: Fr. gamache (slobkous).  kamasj (Maastricht), slobkous: slobkous (Maastricht), slopkous (Maastricht), slòpkous (Maastricht), slóbkous (Maastricht), slópkous (Maastricht, ... ), slópkouse (Maastricht), Opm.: zeer gebr. was vroeger fr. guêtre.  slóbkous (Maastricht), souspied (fr.): soupjee (Maastricht), [Groene Boekje: souspied] [Van Dale: sous-pied (Fr.), 2) lage, alleen de schoen bedekkende slobkous.]  sopjees [mv.} (Maastricht) [kamasj*]: a) slobkous || slobkous [ZND m] || souspieds: b) slobkousen || voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3