24943 |
sluiten (van grond) |
hel worden:
hel weure (Q095p Maastricht),
hèl weurde (Q095p Maastricht),
hèlwäöre (Q095p Maastricht),
verharden:
vərhərdə (Q095p Maastricht)
|
hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25505 |
sluiting aan de ovendeur |
hendel:
hendel (Q095p Maastricht),
rebel:
rebel (Q095p Maastricht),
schoude:
šaw (Q095p Maastricht)
|
Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b]
II-1
|
18542 |
sluitklep |
klep:
klep (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
klèp (Q095p Maastricht),
doog dat klep hoore trottoir touw"werd gezegd als de achteklep van een meisjesbroek openstond
klep (Q095p Maastricht)
|
deze klep (klep, presenteer blad) [N 59 (1973)] || klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32543 |
sluitmand |
sluitskorf:
slutskø̜rǝf (Q095p Maastricht)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten mand met een deksel. [N 40, 109; monogr.]
II-12
|
33957 |
sluitriem |
slotriempje:
slōtrēmkǝ (Q095p Maastricht)
|
Riempje waarmee de delen van het haamslot op hun plaats gehouden worden. [JG 1a; N 36, 13]
I-10
|
20168 |
sluitspeld |
bakerspang:
bakerspang (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
cf. WNT s.v. "spang"2.
bakerspang (Q095p Maastricht),
dubbelspang:
dobbelspang (Q095p Maastricht),
knipspang:
knipspang (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
knipspàn-g (Q095p Maastricht),
knipspàng (Q095p Maastricht),
luierspang:
lui-jər spang (Q095p Maastricht),
sluitspang:
sjleetspang (Q095p Maastricht),
sleetspang (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
sloetspang (Q095p Maastricht),
toespang:
touspang (Q095p Maastricht),
towsjpang (Q095p Maastricht),
veiligheidsspeld:
veiligheidspeld (Q095p Maastricht)
|
sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17704 |
sluitspier van de aars |
krent:
krent (Q095p Maastricht),
kringspier:
kringspier (Q095p Maastricht),
sluitspier:
sleetspier (Q095p Maastricht)
|
spier die de aarsopening sluit [rem] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
30116 |
sluitsteen |
sluitsteen:
slūtstęjn (Q095p Maastricht)
|
De steen die als laatste in het midden van de segmentboog wordt geplaatst. [N 32, 19d; monogr.]
II-9
|
20491 |
slurpen |
lepsen:
lepsje (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
slobberen:
slóbbere (Q095p Maastricht),
slöbbere (Q095p Maastricht),
slurpen:
schlurrepe (Q095p Maastricht),
sjlèùrpə (Q095p Maastricht),
sjlö.rrəpə (Q095p Maastricht),
sjlörepe (Q095p Maastricht),
sjlörrəpə (Q095p Maastricht),
slèùrpə (Q095p Maastricht),
slèùrəpə (Q095p Maastricht),
slö.rrəpə (Q095p Maastricht),
slörrepe (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
slörrəpə (Q095p Maastricht),
extra plat streepje op de o
slörəpə (Q095p Maastricht)
|
je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] || leppen || slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19364 |
sluwe persoon |
gatspik:
gats pik (Q095p Maastricht),
gehaaide, een -:
ənə gəhaaidə (Q095p Maastricht),
opschepper:
opsjupper (Q095p Maastricht),
schlau-erik (< du.):
sjlouwerik (Q095p Maastricht),
schlaue (< du.), een -:
slòwə (Q095p Maastricht),
ənnə slowwə (Q095p Maastricht),
ənə slauwə (Q095p Maastricht),
schlaue (du.) vent:
sjlouwe vent (Q095p Maastricht),
schlemiel:
slummiel (Q095p Maastricht)
|
een vindingrijk persoon maar in ongunstige zin [kuilotter] [N 85 (1981)] || sluwe, slimme vent
III-1-4
|