e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spekpannenkoek spekbraai: n sneij roggebroed mèt n spekbraoj De spekbraoj smörreges vreug moot dene veur e fóndemint te gete  spekbraoj (Maastricht) spekpannekoek III-2-3
spel (alg.) spel: e speuhl (Maastricht), speul (Maastricht) spel [GTRP (1980-1995)] || Spel. III-3-2
speld spang: spaŋ (Maastricht), In de betekenis gesp ongebr.  spang (Maastricht) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] || spang: speld II-7, III-1-3
spelden afspangen: ǭfspaŋǝ (Maastricht), spangen: spaŋǝ (Maastricht) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
speldenkussen naaldenkussen: nǭljǝkø̜sǝ (Maastricht), spangenkussen: spāŋǝkøsǝ (Maastricht), spāŋǝkø̜sǝ (Maastricht), spangenkussentje: spāŋǝkø̜sǝkǝ (Maastricht) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
spelen (alg.) spelen: speuhle (Maastricht), speule (Maastricht, ... ) Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] || spelen [GTRP (1980-1995)] || Spelen. III-3-2
speler die twee beurten heeft dam: dam (Maastricht) Een speler die twee beurten heeft om het aantal gelijk temaken in bepaalde spelen [dam, dame]. [N 88 (1982)] III-3-2
speling op de steenbus speling: spø̄.leŋ (Maastricht), spēleŋ (Maastricht) [Vds 124; Jan 135; Coe 114; Grof 135] II-3
spelletje potje: pøͅtsjə (Maastricht, ... ), speelseltje: sp"lsəlkə (Maastricht), speelsertje: sp"lsərkə (Maastricht), spelletje: Sub spel.  späölke (Maastricht) Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] || Spelletje. III-3-2
spenen de fles geven: də fles geevə (Maastricht), spenen: speene (Maastricht, ... ), spene (Maastricht, ... ), spiene (Maastricht, ... ), spienə (Maastricht), spinǝ (Maastricht), spĭĕnə (Maastricht) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)] I-9, III-2-2