e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spiering spiereling: ook wel -  spiereling (Maastricht), WBD/WLD  spierəling (Maastricht), spiering: spiering (Maastricht, ... ), Endepols  spiering (Maastricht, ... ), WBD/WLD  spiering (Maastricht), spriet: Endepols  spriet (Maastricht) Hoe noemt u de spiering: een kleine beenvis. De schedel is min of meer doorzichtig. Hij komt voor aan de westkust van Europa en trekt in april-mei de rivieren op. Hij is zilverachtig en kan ± 15cm lang worden (spiering, spirk, pin) [N 83 (1981)] III-4-2
spiertje trekken spiertje trekken: spierke trekken (Maastricht, ... ), sprietje trekken: sprītsjə treͅkə (Maastricht), strootje trekken: stry(3)̄kə trēkə (Maastricht), Wee t kortste - trok, had verlore.  struke [trèkke} (Maastricht), zwegeltje trekken: zweegelke trekken (Maastricht) Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] || Strootje: strospier, -halm. III-3-2
spiesteen, boogsteen gewelfsteen: gǝwø̜lǝfstęjn (Maastricht), spie-/spijbrik: spibrek (Maastricht) Metselsteen met naar één kant aflopende dikte. Zie ook afb. 27. [N 32, 24a; monogr.] II-8
spijbelen plenken: plengke (Maastricht), plènke (Maastricht) wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)] III-3-1
spijker, nagel nagel: nāgǝl (Maastricht  [(meervoud: nēgǝl)]  ) In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.] II-12
spijkerbroek jeans: jeans (Maastricht), spijkerbroek: spiekerbrook (Maastricht) Spijkerbroek (jeans). Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)] III-1-3
spijkeren nagelen: nē.gǝlǝ (Maastricht), nēgǝlǝ (Maastricht) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spijkerribben vloerbalken: vlūrbalǝkǝ (Maastricht) Houten balken die over de gewelven van een kelder worden aangebracht. Op de spijkerribben worden de vloerplanken van de benedenverdieping gespijkerd. [N 32, 21a; monogr.] II-9
spil van de handmolen molenas: molenas (Maastricht) De as waar bij eenvoudige handmolens de bovenste steen om draait. De as is met één uiteinde bevestigd in de onderste steen. [N D, 14] II-3
spin huisspin: idiosyncr.  hoesspin (Maastricht), kamerspin: idiosyncr.  kamerspin (Maastricht), spin: spen (Maastricht), spin (Maastricht), spinne (mv.) (Maastricht), un spin (Maastricht), idiosyncr.  spin (Maastricht, ... ), idiosyncr. (enk.) / spinne (meerv.)  spin (Maastricht), spinnenkop: eine spinnekop (Maastricht), idiosyncr. Additie bij vraag 7b: spinnekop is n valse vrouw  spinnekop (Maastricht) huisspin, kamerspin, die binnenshuis horizontale webben spant [N 26 (1964)] || spin [N 26 (1964)], [RND] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)] III-4-2