e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitgieten inschudden: gèt insjöddə (Maastricht), schenken: schinke (Maastricht), sjēēngkə (Maastricht), sjingke (Maastricht), sjinke (Maastricht, ... ), sjinkə (Maastricht, ... ), schudden: sjödde (Maastricht), sjöddə (Maastricht, ... ), uitschudden: oetschödde (Maastricht), oetsjödde (Maastricht) een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)] III-4-4
uitglijden glitschen (du.): glitse (Maastricht), slippen: slippen (Maastricht), uitglijden: oetgleije (Maastricht), uitglitschen (<du.): oetglitse (Maastricht), uitschampen: oetschampen (Maastricht), oetsjampe (Maastricht), uitschuivelen: oetschievele (Maastricht), oetsjievele (Maastricht) glijden, uitglijden [ZND m] || uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uithalen scherpen: šē.rǝpǝ (Maastricht), uitkappen: u.tkapǝ (Maastricht) Algemene benaming voor het uitkappen van de groeven van een molensteen. Zie voor meer specifieke handelingen bij het uitkappen van de groeven de lemmata ɛbreed scherpenɛ, ɛhol scherpenɛ, ɛdiep scherpenɛ enzovoorts.' [Vds 222; Jan 201; Coe 175; Grof 205] II-3
uithoren de piering uit de neus halen: de piering oet zen neus hoole (Maastricht), de pieringen uit de neus halen: iemand də pierings oet zən neus haolə (Maastricht), pieringe oet de neus hoole (Maastricht), getoetfezelen: getoetfiezele (Maastricht), het hemd van het lijf vragen: ət hummə vaan ət lief vraogə (Maastricht), uithoren: oethure (Maastricht, ... ), oethurə (Maastricht), oethuure (Maastricht), ōēthuurə (Maastricht), ōēthūūrə (Maastricht), ōēthŭŭrə (Maastricht), uitvragen: oetvraoge (Maastricht, ... ) door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)] III-3-1
uitkomen opkomen: ǫpkǫmǝ (Maastricht), opschieten: ǫpšētǝ (Maastricht), uitkomen: ū.tkǫmǝ (Maastricht) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4
uitkruiers uitschurgers: ūtšø̜rǝgǝrs (Maastricht) Arbeiders die de gebakken stenen uit de steenoven naar het tasveld brachten. De in dit lemma opgenomen termen zijn zowel voor de veldoven als voor de ringoven van toepassing. [N 98, 126; N 98, 155; monogr.] II-8
uitleg uitleg: dəm ōētlèk (Maastricht), oetlag (Maastricht), oetleg (Maastricht), oetlek (Maastricht), oetlègk (Maastricht, ... ), oetlèk (Maastricht, ... ), oetléG (Maastricht), oetlégk (Maastricht) een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)] || het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] III-3-1
uitleggen (zoom) uitlaten: ūtlǭtǝ (Maastricht), beduiden: bedui-jə (Maastricht), duidelijk maken: duudəlik maakə (Maastricht), expliceren (<fr.): explikere (Maastricht), uitduiden: oetduije (Maastricht), uitleggen: oetlegge (Maastricht), oetlegkə (Maastricht, ... ), oetlēgge (Maastricht), oetlēgkə (Maastricht), oetlègge (Maastricht, ... ), oetlègke (Maastricht), verduidelijken: verduudelikke (Maastricht), verduitsen: verdutse (Maastricht, ... ), vərdutsə (Maastricht, ... ), verklaren: verklaore (Maastricht, ... ), verwijden: vǝrwęjǝ (Maastricht) duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW] || het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] II-7, III-3-1
uitmaken wie mag beginnen aftellen: veer zölle iers aaoftelle (Maastricht) Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] III-3-2
uitneembaar frontje frontje: fruntsje (Maastricht), kazavekje: kassevèkske (Maastricht), plastron (fr.): plastron (Maastricht, ... ) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3