e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
valse plooi kronkel: kroŋkǝl (Maastricht) Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW] II-7
valsspeler foetelaar: foeteleer (Maastricht), fōētəlēr (Maastricht), futəlēr (Maastricht), fūtəlēr (Maastricht, ... ), valsspeler: vals speuler (Maastricht) Bedrieger (in t spel). [ZND m] || Bedrieger. [Valsspeler]. || Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] III-3-2
valsteiger schriksteiger: šrekstęjgǝr (Maastricht) Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.] II-9
van de duivel bezeten van de duivel bezeten: vaan den duvel bezete (Maastricht), vaan den duvel bezéte (Maastricht), van den duvel bezete (Maastricht) Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)] III-3-3
van een bepaald patroon voorzien geruit: gǝrūt (Maastricht), gestrijpt: gǝstrīp (Maastricht) Een bepaald patroon is niet één specifiek patroon, maar kan blijkens de opgaven variëren. [N 62, 74b; MW] II-7
van een glijbaan glijden schijvelen: Kinder, gaot liever get sjievele.  sjie.`vələ (Maastricht) Sjievele: Glijden van de glijbaan. III-3-2
van hoge afkomst van hoge komaf: van hoege komaof (Maastricht) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2
van katoen geven kamp geven: kamp geeve (Maastricht), kamp geve (Maastricht), pezen: peeze (Maastricht), spuien: spooje (Maastricht), zich de blubber werken: ziech te blubber werreke (Maastricht), zich een ongeluk werken: zig ən oongəluk werrəkə (Maastricht), zich veel moeite geven: ziech väöl meujte geve (Maastricht) alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)] III-1-4
van veren wisselen ruizelen: rȳzǝlǝ (Maastricht), røzǝlǝ (Maastricht) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
van zijn plaats rollen bis gaan: Biezjee < fr. biser: degeneren? Breuls haalt als voorbeeld en bewijs aan de naam van een toneelstuk "Titine est bizée": B. is op hol.  biezjee goon (Maastricht), Vgl. Maastricht Wb., pag. 34: biezjee*, in de zegsw. - goon = a) v.e. tol: uitlopen, ophouden met draaien; b) cynisch: sterven.  bīzjē gōn (Maastricht), uitdraaien: oetgedreijd (Maastricht) a) V.e. tol: uitlopen, ophouden met draaien. || Van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen]. [N 88 (1982)] III-3-2