17778 |
voetzool |
onder de lappen van mijn voeten:
ōnder de làppe ván mīn vêû (Q095p Maastricht),
onder de voet:
De zool in het Maastrichters wordt ingedeeld in den trej, de ballek en den hak.
oonder m`ne voot (Q095p Maastricht),
zool:
zaol (Q095p Maastricht)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
vogel:
vogel (Q095p Maastricht),
vōgəl (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24268 |
vogel, algemeen |
gevogel:
gevöchel (Q095p Maastricht),
gevogelte:
gevöchelte (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
vogel (enk.):
vogel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
mv.
vogel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
mv. veugel
vogel (Q095p Maastricht),
vogel (mv.):
veugel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
mv.
veugel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
gevogelte || vogel
III-4-1
|
29659 |
vogeldragen |
vogeldragen:
vōgǝldrāgǝ (Q095p Maastricht)
|
De bereide klei vervoeren en bij of op de vormtafel deponeren. Vroeger werd daartoe gebruikt gemaakt van de zgn. vogel, een houten bak met twee korte handbomen die op de nek gedragen werd. In later tijden werd de klei met behulp van een kruiwagen vervoerd. [N 98, 69; monogr.]
II-8
|
24590 |
vogelkers |
hagendoorn:
Endepols
hagedoorn (Q095p Maastricht),
heulenteer:
Endepols
heulentere (Q095p Maastricht),
vlier:
Endepols
fleer (Q095p Maastricht),
vogelkers:
WBD/WLD
voogəlkeers (Q095p Maastricht),
vuilboom:
voelboum (Q095p Maastricht),
Endepols
voelboum (Q095p Maastricht)
|
Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24269 |
vogelmest |
guano:
lugano (Q095p Maastricht),
mest:
mès (Q095p Maastricht),
stront:
stroont (Q095p Maastricht),
strónt (Q095p Maastricht),
vogelenpoep:
vogelepoep (Q095p Maastricht),
vogelmest:
vogelmès (Q095p Maastricht),
voogəlmēs (Q095p Maastricht),
vogelstront:
voogəlstroont (Q095p Maastricht)
|
vogelmest (douane) [N 83 (1981)] || vogelmest (douane) [sic, is wel: guana] [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24487 |
vogelmuur |
mier:
mīr (Q095p Maastricht),
muur:
mier (Q095p Maastricht),
-
mier (Q095p Maastricht),
Spelling: "fonetisch", alles omgespeld
mīr (Q095p Maastricht),
muurbloem:
WLD
moer blomme (Q095p Maastricht)
|
Muur (stellaria media 5 tot 30 (cm?) hoog. De stengels zijn liggend of opstijgend, rond, met 1 rij haren; de bladeren zijn eivormig, de onderste gesteeld; de bloemen zijn klein en wit van kleur, de kroonbladeren zijn even lang als, of korter dan de kelk [N 92 (1982)] || Stellaria media L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en braakliggende gronden met kleine donkere zaadjes en groene blaadjes. Het groeit laag boven de grond in samenhangende trossen en bloeit van februari tot november met kleine witte bloempjes. Kippen (en kanaries) eten het graag en sommige benamingen wijzen ook hierop. De lengte varieert van 10 tot 40 cm. Het is bekender onder de oude naam muur. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1a, 1b, 2c; A 60A, 59; monogr.] || vogelmuur [DC 60a (1985)]
I-5, III-4-3
|
33267 |
vogelpootje, serradelle |
serradelle:
serradelle (Q095p Maastricht)
|
Ornithopus sativus Brot. Een 30 tot 60 cm hoge plant met rechtopstaande stengel, veervormige blaadjes en roze-witte bloempjes. De plant bloeit van juni tot de herfst en wordt vooral op zandgonden als bemestingsgewas, maar ook als veevoeder geteeld. [N Q, 3; N 11A, 29c; JG 1a, 1b; R 3, 29; monogr.]
I-5
|
24270 |
vogeltje dat nog niet kan vliegen |
nestvogeltje:
nēsveugelkə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
33620 |
vogelverschrikker |
vogelverschrikker:
vogelverschrikker (Q095p Maastricht),
vogelversjrikker (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
kruis met lappen in de gedaante van een pop om vogels af te schrikken [DC 26 (1954)]
I-7
|