e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vormsel vormsel: vörmsel (Maastricht, ... ), vörremsel (Maastricht) Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)] III-3-3
vormtafel vormtafel: vørǝmtǭfǝl (Maastricht), vø̜rǝmtǭfǝl (Maastricht) De tafel waarop de klei in de vormbak wordt gedrukt. [N 98, 73; monogr.] II-8
vorst, het vriezen gevreur: gevreur (Maastricht, ... ), gevruur (Maastricht), ut gevruur (Maastricht), ⁄t gevruur (Maastricht), thans ongebruikelijk; verouderd: vrost. Men spreekt nu gwl. van : gevruur.  gevruur (Maastricht), gevreus: jevrös (Maastricht), vorst: vors (Maastricht, ... ), vries: vruis (Maastricht), vrost: vrös (Maastricht) vorst, het vriezen || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] || vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
vorstpan nokpan: nǫkpan (Maastricht) Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8] II-8
vos vos: voes (Maastricht), vos (Maastricht, ... ), vòs (Maastricht) vos || vos: Hoe noemt u in uw dialect het roodharige hondachtige roofdier dat kippen steelt en vermaard is om zijn sluwheid? [N100 (1997)] III-4-2
vos, vospaard voes: vus (Maastricht) Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j] I-9
votiefmis gestichte mis: gestiegde mès (Maastricht), votiefmis: votief mès (Maastricht), votiefmès (Maastricht, ... ) Een mis die gesticht is krachtens een gelofte, votiefmis. [N 96B (1989)] III-3-3
vouw plooi: ploej (Maastricht), b.v. -e van häöre rok.  ploej (Maastricht), vouw: vaw (Maastricht, ... ), vaw (twi vawe) (Maastricht), b.v. vawwe in zn brook.  vaw (Maastricht) de vouw in de broek [N 59 (1973)] || plooi: vouw || vouw (twee vouwen) [ZND 08 (1925)] || vouw: plooi III-1-3
vouw van een beitel snee: snęj (Maastricht) De lange, afgeschuinde kant waarin het ondereinde van een beitel uitloopt. [N 33, 119] II-11
vouwen vouwen: vawe (Maastricht), vawwə (Maastricht) ik zal het in vieren vouwen [ZND 08 (1925)] || vouwen (ww) [ZND m] III-1-2