23343 |
vormsel |
vormsel:
vörmsel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
vörremsel (Q095p Maastricht)
|
Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29671 |
vormtafel |
vormtafel:
vørǝmtǭfǝl (Q095p Maastricht),
vø̜rǝmtǭfǝl (Q095p Maastricht)
|
De tafel waarop de klei in de vormbak wordt gedrukt. [N 98, 73; monogr.]
II-8
|
25202 |
vorst, het vriezen |
gevreur:
gevreur (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
gevruur (Q095p Maastricht),
ut gevruur (Q095p Maastricht),
⁄t gevruur (Q095p Maastricht),
thans ongebruikelijk; verouderd: vrost. Men spreekt nu gwl. van : gevruur.
gevruur (Q095p Maastricht),
gevreus:
jevrös (Q095p Maastricht),
vorst:
vors (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
vries:
vruis (Q095p Maastricht),
vrost:
vrös (Q095p Maastricht)
|
vorst, het vriezen || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] || vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
29897 |
vorstpan |
nokpan:
nǫkpan (Q095p Maastricht)
|
Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8]
II-8
|
24397 |
vos |
vos:
voes (Q095p Maastricht),
vos (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
vòs (Q095p Maastricht)
|
vos || vos: Hoe noemt u in uw dialect het roodharige hondachtige roofdier dat kippen steelt en vermaard is om zijn sluwheid? [N100 (1997)]
III-4-2
|
33811 |
vos, vospaard |
voes:
vus (Q095p Maastricht)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
23508 |
votiefmis |
gestichte mis:
gestiegde mès (Q095p Maastricht),
votiefmis:
votief mès (Q095p Maastricht),
votiefmès (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
Een mis die gesticht is krachtens een gelofte, votiefmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18279 |
vouw |
plooi:
ploej (Q095p Maastricht),
b.v. -e van häöre rok.
ploej (Q095p Maastricht),
vouw:
vaw (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
vaw (twi vawe) (Q095p Maastricht),
b.v. vawwe in zn brook.
vaw (Q095p Maastricht)
|
de vouw in de broek [N 59 (1973)] || plooi: vouw || vouw (twee vouwen) [ZND 08 (1925)] || vouw: plooi
III-1-3
|
31307 |
vouw van een beitel |
snee:
snęj (Q095p Maastricht)
|
De lange, afgeschuinde kant waarin het ondereinde van een beitel uitloopt. [N 33, 119]
II-11
|
17923 |
vouwen |
vouwen:
vawe (Q095p Maastricht),
vawwə (Q095p Maastricht)
|
ik zal het in vieren vouwen [ZND 08 (1925)] || vouwen (ww) [ZND m]
III-1-2
|