e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wakker klaarwakker: klaorwakkər (Maastricht), wakker: wakker (Maastricht, ... ) Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)] III-1-2
waldhoorn waldhoorn: walthōrə (Maastricht) Een muziekinstrument van opgerolde schors [toethoren, schalmei, waldhoren, fop, neppen, schermenei]. [N 90 (1982)] III-3-2
walm gadem: gààjem (Maastricht), walm: wallem (Maastricht, ... ), ¯nen dikke wallem van sigarerouk dreef nao boete  wallem (Maastricht), zwadem: zjwáám (Maastricht), zwáám (Maastricht), De kamer zaot vol zwaam  zwaam (Maastricht), Van brandende tonderstof  zwaam (Maastricht) dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)] || smook || vettige rook || walm III-2-1
walmen roken: roͅu̯kə (Maastricht), walmen: walleme (Maastricht), De lamp wallemp erreg  walleme (Maastricht), zwademen: zwāmə (Maastricht), sóndags brande in de \"Leverketel\"driij petreollampe, die altied zwaamde, umtot ze te hoeg woare opgedrejd  zwame (Maastricht), zwalken: zwalleke (Maastricht, ... ), Drej de lamp lieger, ze zwallek Wat zwallk¯t hiij  zwalleke (Maastricht) roken, walmen, gez. van een lamp [ZND 02 (1923)] || smook afgeven || walmen || zwalmen III-2-1
walnoot dikke noot: dikke neut (Maastricht), dikke noot (Maastricht), noot: neut (Maastricht), = ev. en mv.!  neut (Maastricht), okkernoot: okkernoot (Maastricht) Hoe noemt men de vrucht van de walnoot of okkernoot (Juglans regia L.)? [DC 17 (1949)] || walnoot III-2-3
wambuis buis: buis (Maastricht, ... ), buisje: buiske (Maastricht), wambuis: verkl. wemmeske.  wammes (Maastricht) buis: wambuis || wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)] || wambuis: kledingstuk III-1-3
wan wan: wan (Maastricht) De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37] I-4
wandelen kuieren: kniere (Maastricht), kuijərə (Maastricht), B.v. het ajt menneke kuiert op et Vriethof.  kuiere (Maastricht), paraderen: paradeere (Maastricht), treden: ?  drejje (Maastricht), wandelen: wandele (Maastricht, ... ) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)], [N 84 (1981)] III-1-2
wandelstok wandelstok: wandelstek (Maastricht) wandelstok III-1-3
wandluis wandluis: wandloes (Maastricht), wandluus (Maastricht), enkelv.  wandloes (Maastricht), idiosyncr.  wandloes (Maastricht), wandluis (Maastricht), wandlòes (Maastricht), wandlùis (Maastricht), wantloes (Maastricht), meerv.  wandluis (Maastricht) luis, wandluis || wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)] III-4-2