20634 |
wentelteefje |
fluwijnen brood:
Verwene, verdwene broed: ver(d)wene brood
flewenebroed (Q095p Maastricht),
verdwenen brood:
Eijerkook, verdwene broed, laot us dat neet vergete, dat waos pas lekker ete
ver(d)wene broed (Q095p Maastricht),
Verwene, verdwene broed: ver(d)wene brood
verdwene broed (Q095p Maastricht),
verwenen brood:
Verwene, verdwene broed: ver(d)wene brood
verwene broed (Q095p Maastricht)
|
geweekte beschuit met eierdooiers gebakken || wentelteefje || wentelteefjes
III-2-3
|
24071 |
wereldgeestelijke |
geestelijke:
geistelek (Q095p Maastricht),
weltgeestelijke:
wereldgeistelike (Q095p Maastricht),
wereldheer:
wereldhier (Q095p Maastricht)
|
Een wereldgeestelijke, priester van een bisdom. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21485 |
werk (zn) |
werk:
werrek (Q095p Maastricht)
|
werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
21484 |
werk (zn.) |
werk:
werrek (Q095p Maastricht),
wērrək (Q095p Maastricht),
wèrrek (Q095p Maastricht),
wèrrək (Q095p Maastricht),
ət wèrrək (Q095p Maastricht)
|
het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] || werk (zn.): (Ik gebruik de auto niet veel). Ik voel me het lekkerste als ik geregeld naar mijn - loop. [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
25569 |
werkbank |
schaafbank:
šǭf˱baŋk (Q095p Maastricht),
werkbank:
węrkbānk (Q095p Maastricht),
wɛrǝk˱bāŋk (Q095p Maastricht)
|
De bank waarop men het deeg voor verdere bewerking legt na de bewerking in de trog. Tussen de werkbank en de werktafel (zie het lemma ''werktafel'') zal het verschil doorgaans niet zo groot zijn geweest. [N 29, 30a; N 29, 105e: monogr.] || De houten of metalen bank waarop de smid, loodgieter en koperslager het metaal kunnen bewerken. Vaak zijn er in het werkblad gaten aangebracht waarin tassen, staken etc. kunnen worden gestoken. De woordtypen schroefbank (L 290, 291, P 176b, Q 88) en vijsbank (P 47) duiden op een werkbank waarop een bankschroef is aangebracht. [N 33, 279; N 64, 30a; N 66, 11a] || In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.]
II-1, II-11, II-12
|
28401 |
werkbij |
werk[bij]:
węrk[bij] (Q095p Maastricht)
|
Vrouwelijke bij. De werkbij is aanzienlijk kleiner dan de koningin. De werkbijen of werksters verrichten alle in de bijenwoning voorkomende taken zoals het broed warm houden en voeren, de koningin te eten geven en van cel tot cel leiden, raten bouwen, gebruikte cellen oppoetsen, water, stuifmeel, kleverige propolis en zoete nectar aanslepen, de voorraden opbergen en verzegelen, reten stoppen, de poort bewaken en de woning verdedigen, ventileren en schoonhouden. Op grond van die verschillende functies wordt de werkbij ook wel haalbij, voederbij, bouwbij en broedbij genoemd. In de zomer is een werkster na ongeveer zes weken versleten, in de winter, als er geen buitenwerk te doen valt, leeft ze ongeveer vijf à zes maanden. Men kent dus kortlevende zomerbijen en langlevende winterbijen. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12b; S 3, L 1a-m; JG 1a; N 63, 62]
II-6
|
32268 |
werkblok |
werkblok:
węrǝk˱blǫk (Q095p Maastricht)
|
Zwaar houten blok of onderste deel van een boomstam, waarop de duigen worden bewerkt. Zie ook afb. 211. Op het werkblad ervan zijn soms gleuven of metalen krammen aangebracht, waartegen het uiteinde van de duig rust tijdens de bewerking; het andere uiteinde van de duig wordt door de kuiper tegen de borst gehouden. [N E, 18]
II-12
|
21486 |
werkdag |
werkdag:
werkdaagskleier (Q095p Maastricht)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-3-1
|
21604 |
werkdag, weekdag |
werkdag:
wēͅrəkdāx (Q095p Maastricht)
|
werkdag [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
19132 |
werken |
werken:
ut wèrreke (Q095p Maastricht),
werreke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
werreke sjōfte (Q095p Maastricht),
werrəkə (Q095p Maastricht),
wērrəkə (Q095p Maastricht),
wirreke (Q095p Maastricht),
wèrke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
wèrreke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
wèrrekə (Q095p Maastricht),
wèrrəkə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
wèrəkə (Q095p Maastricht),
wérrəkə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
wéérəkə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
wɛrəkə (Q095p Maastricht)
|
arbeid verrichten [werken, arbeiden, wrochten] [N 85 (1981)] || geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] || het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] || werken [RND]
III-3-1
|