33336 |
werken op de boerderij |
zwoegen:
zwūgǝ (Q095p Maastricht)
|
Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c]
I-6
|
29932 |
werkjasje |
kiel:
kēl (Q095p Maastricht),
werkjas:
węrǝkjas (Q095p Maastricht)
|
De kiel die men in L 321 kende, reikte tot even over de heupen, was hoog gesloten en had een klein, staand boordje en twee opgestikte zakken. Het jasje was vervaardigd van lichtbruine 'pilo' ('pi`lo'), een stof die volgens de zegsman gauw vaal werd. [N 30, 5b; monogr.]
II-9
|
18574 |
werkkleren |
werkkleren:
werrekkleijer (Q095p Maastricht),
wèrrekklèjer (Q095p Maastricht)
|
De kleren die men draagt als men vuil of klusjes doet. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18915 |
werklustig |
courageus:
courggeus (Q095p Maastricht),
courageux:
koerazjeus (Q095p Maastricht),
dapper:
dappər (Q095p Maastricht)
|
niet bang voor moeite [moedig, dapper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18305 |
werkschoen |
werkschoen:
wèrreksjeun (Q095p Maastricht)
|
ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25519 |
werktuig waarmee de oven wordt leeggehaald |
haakijzer:
hōkīzǝr (Q095p Maastricht),
krabber:
krabber (Q095p Maastricht),
kratsen:
krɛtsǝr (Q095p Maastricht),
vuurhaak:
vȳrhāk (Q095p Maastricht)
|
Gereedschap om de oven leeg te halen of om het overblijvende vuur in de hoeken te vegen. Dit lemma vertoont inhoudelijk veel over-eenkomst met het lemma ''rakelijzer''. Het is ook mogelijk dat dezelfde handeling geschiedt door een ovendweil of ovenbezem. Zie het lemma ''ovendweil of ovenbezem''. Verschillend soort gereedschap wordt gebruikt voor het leeghalen van de oven. Het kan een haaks omgebogen ijzer zijn met houten heft of een ijzer met vooraan een krul en met een houten handvat of een ijzeren of een houten vierhoekig blad met haaks daar bovenop een steel met handvat. Het kan ook simpelweg een bonestaak zijn die nat wordt gehouden. Een houten werktuig krijgt nogal eens de voorkeur boven een ijzeren, omdat volgens de boeren (Weyns 33) de ijzeren rakelstokken de oventegels te zeer doen slijten. Getuige de woordtypen "zwouw" en "zwoelde" wordt soms de ovenpaal gebruikt. Men moet er rekening mee houden dat een aantal woordtypen boerentermen zijn. Zie afb. 12. [N 29, 11c; OB 2, 2b; OB 2, 2a; N 29, 5b; OB 2, 2f; monogr.]
II-1
|
24330 |
werpen van jongen |
jongelen:
jungele (Q095p Maastricht),
jungələ (Q095p Maastricht),
Endepols
jungele (Q095p Maastricht),
WLD
jun-gələ (Q095p Maastricht),
jungele (Q095p Maastricht),
jongen:
ideosyncr.
jongen (Q095p Maastricht),
WBD/WLD
jonge (Q095p Maastricht),
jōngə (Q095p Maastricht),
jòngə (Q095p Maastricht),
jongen werpen:
Endepols
jonge werrepe (Q095p Maastricht),
leggen:
Endepols
legge (Q095p Maastricht),
werpen:
WBD/WLD
werrəpə (Q095p Maastricht),
wèrəpə (Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)] || jongen (ww), werpen [ZND m]
III-4-2
|
26297 |
wervel |
wervel:
wø̜lǝvǝr (Q095p Maastricht),
wø̜rǝvǝl (Q095p Maastricht),
werveltje:
wø̜l(ǝ)vǝrkǝ (Q095p Maastricht)
|
Blokje hout, dat draaibaar om een spijker op de kozijnstijl is aangebracht en dient om deuren van kastjes en schuurtjes gesloten te houden. In het gebied rond Weert werd het ook voor vensterluiken gebruikt. Zie ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291, s.v. 'wölverke', het, ø̄Nachtslotje. 't Is de kantuitspraak van wervelke. Geh. St-Truiden.ø̄ [A 27, 32a-b; monogr.]
II-9
|
25445 |
werveluitsteeksels losmaken |
omhouwen:
ø̜mhǫwǝ (Q095p Maastricht)
|
De werveluitsteeksels losmaken om de ribben dikker te laten lijken. [N 28, 92]
II-1
|
25135 |
wervelwind |
houwmouw:
hauwmauw (Q095p Maastricht),
houmouw (Q095p Maastricht),
⁄ne houwmauw (Q095p Maastricht),
wervelwind:
unne wervelwind (Q095p Maastricht),
werrevelwind (Q095p Maastricht),
wervelwind (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
ənə vɛrvəlvent (Q095p Maastricht),
windroes:
unne windroes (Q095p Maastricht),
wind-roes (Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt men een ronddraaiende wind, die stof en zand van de grond doet opwervelen of water als een zuil omhoogzuigt? [DC 30 (1958)] || wervelwind || wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)]
III-4-4
|