32185 |
zijsponde |
zijplank:
zęjplaŋk (Q095p Maastricht)
|
Elk van de twee verwijderbare zijkanten van een, meestal houten, bed. [N 56, 178d]
II-12
|
24725 |
zijtak |
scheut:
Endepols
sjeut (Q095p Maastricht),
zijtak:
zijjtak (Q095p Maastricht),
zijtak (Q095p Maastricht),
Endepols
zijtak (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
WLD
zeitak (Q095p Maastricht),
zijtakje:
WBD/WLD
zèjtèkskə (Q095p Maastricht),
WLD
zèjtēkskə (Q095p Maastricht)
|
Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27824 |
zijwand |
zijplanken:
zęi̯ plāŋkǝ (Q095p Maastricht)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
25318 |
zil, maat van 2500 m2 of kwart bunder |
kwart bunder:
1/4 boondər (Q095p Maastricht)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 2500 vierkante meter, dat is 1/4 bunder (=10.000 vierkante meter) [zil] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20379 |
zilveren bruiloft |
zilveren bruiloft:
zèllevere broelof (Q095p Maastricht)
|
zilveren bruiloft
III-2-2
|
21624 |
zilvergeld |
zilvergeld:
zèllever geld (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] || zilveren geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33602 |
zilveruitje |
sint-jansuntje:
sintjansönneke (Q095p Maastricht),
st Jansunneke (Q095p Maastricht),
witte un:
witte un (Q095p Maastricht)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
18816 |
zin (lust) |
goesting:
goesting (Q095p Maastricht),
goosting (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
gósting (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
lust:
lös (Q095p Maastricht),
plezier:
plezeer (Q095p Maastricht),
zin:
zin (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
zin hubbə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
zīn (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)] || lust, verlangen, trek, genoegen
III-1-4
|
20166 |
zindelijk |
droog:
druug zien (Q095p Maastricht),
proper:
proopəl (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
proopər (Q095p Maastricht),
propel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
proper (Q095p Maastricht),
propəl (Q095p Maastricht),
próper (Q095p Maastricht),
zindelijk:
zindeluk (Q095p Maastricht),
zindəlik (Q095p Maastricht),
zuiver:
zuuver (Q095p Maastricht),
zuuver zien (Q095p Maastricht),
zuver (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22771 |
zingen |
fluiten:
fluite (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
fluitə (Q095p Maastricht),
piepen:
piepe (Q095p Maastricht),
pīpə (Q095p Maastricht),
slaan:
sloon (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
zingen:
zenge (Q095p Maastricht),
zinge (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
zingə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
zīnge (Q095p Maastricht)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] || III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] || piepen [ZND m] || Zingen.
III-3-2, III-4-1
|