33165 |
aardappelloof |
groen:
grø̄n (Q095p Maastricht),
kruid:
krūt (Q095p Maastricht),
loof:
lǫuf (Q095p Maastricht)
|
De bladeren van de aardappelplant. Ze worden na de oogst bijeengeharkt en verbrand; zie het lemma Aardappelloof Verbranden. Het regelmatig bepalend deel aardappel-, als eerste element in samenstellingen, is hier weggelaten. Bij het woordtype stro geeft de zegsman van L 386 op: "als het droog is". [N 12, 6; JG 1a, 1b, 2c; L 1, a-m; L 30, 34a; S 22; monogr.]
I-5
|
32560 |
aardappelmand |
korf:
kø̜rǝf (Q095p Maastricht)
|
De stevige, doorgaans van tenen vervaardigde grote mand waarin de aardappelen in het veld bijeen werden geraapt. Moderne manden zijn van staaldraad vervaardigd. Soms heeft men twee manden bij zich; één voor de krielaardappelen en één voor de grote aardappelen. Twee rapers werken dan gelijk op, zittend op hun hurken of knieën, en trekken de manden die tussen hen in staan telkens aan de oren met een ruk naar voren, zonder dat ze daartoe omhoog hoeven te komen. De volle manden worden doorgaans rechtstreeks in de slagkar leeggegoten. Soms worden de aardappelen eerst in zakken gedaan; er gaan dan drie manden in een zak van 50 kg. [JG 1b, 2c; monogr.]
I-5
|
20606 |
aardappelpuree |
puree:
puree (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
purée (Q095p Maastricht),
¯n Lekkere puree van rinsvleis
puree (Q095p Maastricht)
|
puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)] || purée || tot pap geperste aardappelen, tomaten enz.
III-2-3
|
33211 |
aardappelriek, algemeen |
riek:
rēk (Q095p Maastricht)
|
Riek met bolletjes ("kogeltjes") aan de uiteinden van de tanden, om aardappelen mee te verplaatsen, maar ook wel gebruikt om te rooien. Doorgaans heeft de aardappelriek negen tanden, de bietenriek zes, die wat verder uit elkaar staan, en de speciale riek om te rooien vier of vijf. Soms zijn de tanden van de laatste plat (en dan lijkt deze sterk op de Voerriek), terwijl die van de algemeen gebruikte riek rond zijn. Vergelijk ook het lemma Mestriek in aflevering I,1, blz. 8-10 en het lemma Bietenrek in deze aflevering. [N 18, 25a, 25b en 58; JG 1c, 2c; A 28, 3a; Lu 6, 3a; monogr.]
I-5
|
20899 |
aardappels schillen |
schillen:
eerappel sjelle (Q095p Maastricht),
eerappele schelle (Q095p Maastricht),
sjèlle (Q095p Maastricht)
|
aardappels schillen [DC 23 (1953)]
III-2-3
|
33164 |
aardappelstruik |
struik:
struk (Q095p Maastricht)
|
Het geheel van de aardappelplant of aardappelbos: wortels, stengels. bladeren en bloemen. In het lemma en op de kaart is aangetekend waar zich de opvallende monoftong /u/ bevindt in struik, terwijl men een diftong of palatalisering zou verwachten; zie Stevens 1951, 249. Voor de fonetische documentatie van de typen aardappel en patat, zie het lemma Aardappel. [N 12, 5; JG 1a, 1b; A 23, 17c; Lu 1, 17c; monogr.]
I-5
|
33199 |
aardappelziekten |
aardappelkrankte:
ērapǝlkrɛŋdǝ (Q095p Maastricht),
tweewas:
twiwas (Q095p Maastricht)
|
Door de intensieve cultuur van aardappelen en omdat men de pootaardappelen won uit de oogst van eigen veld van het jaar ervoor, was de aardappelplant bijzonder vatbaar voor allerlei ziekten. Het aantal ziekten is dan ook zeer groot en het aantal opgaven voor aardappelziekten navenant. Aan de hand van de opgaven is hier de volgende indeling aangehouden: schimmel- en bacterieziekten, virusziekten en voedingsziekten, telkens, waar mogelijk met enkele onderafdelingen. De bijzonderheden worden in het corpus van het lemma gegeven. Vergelijk ook het WBD, I, aflevering 8, 1478-1480. [N 12, 8; monogr.]
I-5
|
33482 |
aardbei |
aardbes:
eerbeis (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
eerbeis, erebeis (Q095p Maastricht),
eerbeize (Q095p Maastricht),
eerbeizen (Q095p Maastricht),
ēͅrbeͅi̯s (Q095p Maastricht),
-
eerbeize (Q095p Maastricht),
Endepols
eerbeis (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
ideosyncr. additie bij vraag 140
eer(d)beize (Q095p Maastricht),
eerbeize (Q095p Maastricht),
WBD/WLD
eerbijs (Q095p Maastricht),
eerbèjs (Q095p Maastricht),
ēērbeis (Q095p Maastricht),
WLD
eerdbijzə (Q095p Maastricht),
aardebes:
erebeis (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
erebeize (Q095p Maastricht),
ēͅrəbeͅi̯s (Q095p Maastricht),
Endepols
earebeize (Q095p Maastricht),
erebeis (Q095p Maastricht),
WBD/WLD
eerəbeis (Q095p Maastricht),
WLD
eerebeize (Q095p Maastricht),
eerəbèjs (Q095p Maastricht),
erbel:
eigen spellingsysteem
erbel (Q095p Maastricht)
|
[DC GV (1935) M] [ZND 19A (1936)]aardbei || De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)], [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: aardbei (fragaria) - fam. rosaceae [N 71 (1975)]
I-7
|
24922 |
aarde, grond |
aarde:
eerd (Q095p Maastricht),
planeet; begane grond; klei, leem
eerd (Q095p Maastricht),
grond:
groond (Q095p Maastricht),
zand:
zand (Q095p Maastricht),
zandaarde:
zand-eerde (Q095p Maastricht)
|
aarde || donkerbruin vruchtbaar zand met water [get] [N 81 (1980)] || grond, aarde || zand
III-4-4
|
18905 |
aarden |
aarden:
aarde (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
aardə (Q095p Maastricht),
aorde (Q095p Maastricht),
aordə (Q095p Maastricht),
aore (Q095p Maastricht),
áárdə (Q095p Maastricht),
äörde (Q095p Maastricht),
gewennen:
geweene (Q095p Maastricht),
gəweenə (Q095p Maastricht),
thuisvoelen:
thoes veule (Q095p Maastricht),
wel aarden:
wel aardə (Q095p Maastricht),
wennen:
weenə (Q095p Maastricht)
|
zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|