29638 |
zwenghout |
steekhout:
štēkhǫwt (Q095p Maastricht)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of de trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat aan de achterzijde aan de trein kipwagens is gekoppeld. Zie voor een afbeelding van het zwenghout wld I.2, pag. 177. [N 98, 53; monogr.]
II-8
|
18045 |
zweren, etteren |
zweren:
zwe:rə (Q095p Maastricht)
|
etteren [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
28506 |
zwerm |
bijenzwerm:
bęjǝzwɛrǝm (Q095p Maastricht),
zwerm:
zwɛrm (Q095p Maastricht),
zwɛrǝm (Q095p Maastricht)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
24292 |
zwerm vogels |
klocht:
troep, vooral van patrijzen
klóch (Q095p Maastricht),
troep:
tròp (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
vlucht:
vlucht (Q095p Maastricht),
vluig (Q095p Maastricht),
vlöch (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
vlög (Q095p Maastricht),
zwerm:
zwerrem (Q095p Maastricht)
|
groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)] || zwerm
III-4-1
|
28505 |
zwermen |
zwermen:
zwɛrmǝ (Q095p Maastricht)
|
Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.]
II-6
|
18005 |
zweten |
zweten:
gəzweͅjt (Q095p Maastricht),
zweite (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
zweiten (Q095p Maastricht),
zwè.itə (Q095p Maastricht)
|
wij hebben daar gezweet [ZND 08 (1925)] || zweten [N 10a (1961)], [ZND m]
III-1-2
|
20689 |
zwezerik |
soepieten:
minder gewoon dan zeutsels en in buitengemeenten gebr.
soepiete (Q095p Maastricht),
zoetsels:
zeutsels (Q095p Maastricht),
zoetseltjes:
Zeutselkes mèt frikkedel, rosbuf good gebroje, jao, dat smaak us wel
zeutselkes (Q095p Maastricht)
|
zwezerik
III-2-3
|
30066 |
zwiepingen |
stellatten:
stɛllatǝ (Q095p Maastricht)
|
De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.]
II-9
|
21410 |
zwijgen |
zwijgen:
ich zal mɛr zwīgə (Q095p Maastricht)
|
Ik zal maar zwijgen. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
26002 |
zwijmelen |
scheigelen:
šęi̯gǝlǝ (Q095p Maastricht
[(zwaaiend lopen)]
),
schravelen:
šrāvǝlǝ (Q095p Maastricht)
|
Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83]
I-9
|