e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterbloem boterbloem: bōtǝrblom (Maastricht) Ranunculus L. Een plantengeslacht dat, samen met de (water)ranonkel, uit allerlei verschillende soorten bestaat waarvan sommige inmiddels zeldzaam zijn, zoals de akkerboterbloem (Ranunculus arvensis L.) die vroeger in veel Limburgse akkers voorkwam. In het gebied van het WLD zijn de scherpe (Ranunculus acris L., hierbij afgebeeld), de kruipende (Ranunculus repens L.) en de blaartrekkende (Ranunculus sceleratus L.) boterbloem vrij algemeen en in mindere mate de knolboterbloem (Ranunculus bulbosus L.), de egelboterbloem (Ranunculus flammula L.) en de behaarde boterbloem (Ranunculus sardous Crantz.). De meeste van deze soorten hebben (goud- tot bleek-)gele bloemen en groeien op weilanden, bermen, oevers en andere min of meer vochtige bodem. Ze bloeien van april of mei tot september en worden van ongeveer 10 tot 50 cm hoog. Voor zover mogelijk is de bedoelde soort apart aangegeven. [A 60A, 40, 60, 61, 104; monogr.] I-5
boterham boterham: Botramme smere  botram (Maastricht), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  bō.tram (Maastricht), bōtram (Maastricht) boterham [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterham van wit en zwart brood preekheer: Dat smaakde, want de preekhier dee waos good gesmeerd Geine preekhier, allein ¯n wittebroedse botram  preekhier (Maastricht) boterham van wit en zwart brood III-2-3
boterhamworst boterhammenworst: booterammeweurs (Maastricht), bootrammeweurs (Maastricht), boterammewörs (Maastricht), botrammeweurs (Maastricht), boterhamworst: bootramweurs (Maastricht), ontbijtworst: ontbijtwors (Maastricht), schinkenworst: sjinkewörs (Maastricht) boterhamworst [N 06 (1960)] || hamworst /schinken- [N 06 (1960)] III-2-3
boterkorf boterkorf: bōtǝrkø̜̄rǝf (Maastricht) Rechthoekige mand met hengsel en aan de bovenzijde soms twee kleppen. Zie ook afb. 289. De boterkorf werd volgens het Venrays woordenboek (pag. 105) vroeger gebruikt door boeren om daarmee hun zelfgemaakte boter naar de markt te brengen. [N 20, 50; N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.] II-12
boterkussentje babbelaar: babbeleer (Maastricht), boterboontje: boterbuneke (Maastricht), boterknap: bootərknàp (Maastricht), boterknab (Maastricht), boterknabbe (Maastricht), boterknapje: booterknepkə (Maastricht), bootərknepkə (Maastricht), bootərknēpkə (Maastricht, ... ), boter knepkes (Maastricht), boterknepke (Maastricht, ... ), boterkussentje: boterkösseke (Maastricht) boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)] III-2-3
boterlepel bottersteek: botǝrstēk (Maastricht) Lepel om de boter mee te kneden. Er bestaan platte lepels en lepels met ribbels. Deze laatste worden spaan genoemd. De lepels zijn van hout gemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 7, 20; N 12, 61; N 12, 61 add.; Ge 22, 4; monogr.] I-11
boterpot botervat: botervaat (Maastricht) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
botersoorten grasbotter: grāsbotǝr (Maastricht), roombotter: rǫu̯mbotǝr (Maastricht), weibotter: węi̯botǝr (Maastricht) [Ge 22, 104; Ge 22, 106; Ge 22, 109; Ge 22, 112; Ge 22, 113; monogr.] I-11
botervlootje boterpot: booterpot (Maastricht), boterpotje: booterpötsje (Maastricht), boterschaaltje: botersjölke (Maastricht), botervlootje: bootervleutsje (Maastricht), botervleutsje (Maastricht, ... ), botervlooitsje (Maastricht), botervlootje (Maastricht), botervlootsje (Maastricht) botervlootje [DC 23 (1953)], [N 20 (zj)] III-2-1