34502 |
broeds |
broeds:
brø̄i̯s (Q095p Maastricht)
|
Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.]
I-12
|
24133 |
broedsel |
broed:
broed (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
broed
III-4-1
|
33614 |
broeibak |
serre:
saer (Q095p Maastricht)
|
I-7
|
25388 |
broeien |
broeien:
brø̄jǝ (Q095p Maastricht)
|
Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.]
II-1
|
18540 |
broek met split |
broek met een gulp:
brook mèt ’n göllep (Q095p Maastricht),
fluitjesbroek:
fluitjesbrook (Q095p Maastricht)
|
broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] || een broek met een slip aan de voorkant [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
Als boers gevoeld.
boks (Q095p Maastricht),
broek:
broek (Q095p Maastricht),
brok (Q095p Maastricht),
brook (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
brōk (Q095p Maastricht),
de löps aoch altied mèt ⁄n aofgezakde brook (Q095p Maastricht),
de löps aog altied met ⁄n aofgezakde brook (Q095p Maastricht),
diech löps ouch altied mèt aofgezakte brook (Q095p Maastricht),
heer heel z⁄n brook op mèt ne lere reem (Q095p Maastricht),
heer hool z⁄n brook op mèt ne leere reem (Q095p Maastricht),
⁄r heel z⁄n brook op mèt ne lere reem (Q095p Maastricht)
|
[boks*]: broek || broek [ZND 01 (1922)], [ZND m] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || broek: kledingstuk || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
28728 |
broekenmaker |
broekenmaker:
brōkǝmē̜kǝr (Q095p Maastricht)
|
Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b]
II-7
|
28902 |
broekenplank |
broekenplank:
brōkǝplāŋk (Q095p Maastricht)
|
De broekenplank is de strijkplank die bij het openpersen van de broeksnaden in de broekspijp gestoken wordt. Deze plank heeft volgens de informant van L 416 de lengte van de broekspijp. De informanten van Q 17, Q 165 en Q 198 noemen zowel de plank waarmee zij de broekspijpen persen als de plank waarmee zij de mouwnaden persen mouw(e)plank(je) of mouwenhout. Zie ook de lemmata ɛpersplankɛ en ɛmouwplankɛ. Zie afb. 15.' [N 59, 19c]
II-7
|
33985 |
broekkettingen |
kettelen van de achterhaam:
kętǝlǝ van dǝn axtǝrhǭm (Q095p Maastricht)
|
Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79]
I-10
|
24913 |
broekland, moeras |
moeras:
moeras (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken.
məras (Q095p Maastricht),
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.
môêras (Q095p Maastricht),
zomp:
zoomp (Q095p Maastricht)
|
moeras [DC 02 (1932)]
III-4-4
|