e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeds broeds: brø̄i̯s (Maastricht) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broedsel broed: broed (Maastricht, ... ) broed III-4-1
broeibak serre: saer (Maastricht) I-7
broeien broeien: brø̄jǝ (Maastricht) Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1
broek met split broek met een gulp: brook mèt ’n göllep (Maastricht), fluitjesbroek: fluitjesbrook (Maastricht) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] || een broek met een slip aan de voorkant [N 59 (1973)] III-1-3
broek: algemeen boks: Als boers gevoeld.  boks (Maastricht), broek: broek (Maastricht), brok (Maastricht), brook (Maastricht, ... ), brōk (Maastricht), de löps aoch altied mèt ⁄n aofgezakde brook (Maastricht), de löps aog altied met ⁄n aofgezakde brook (Maastricht), diech löps ouch altied mèt aofgezakte brook (Maastricht), heer heel z⁄n brook op mèt ne lere reem (Maastricht), heer hool z⁄n brook op mèt ne leere reem (Maastricht), ⁄r heel z⁄n brook op mèt ne lere reem (Maastricht) [boks*]: broek || broek [ZND 01 (1922)], [ZND m] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || broek: kledingstuk || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)] III-1-3
broekenmaker broekenmaker: brōkǝmē̜kǝr (Maastricht) Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b] II-7
broekenplank broekenplank: brōkǝplāŋk (Maastricht) De broekenplank is de strijkplank die bij het openpersen van de broeksnaden in de broekspijp gestoken wordt. Deze plank heeft volgens de informant van L 416 de lengte van de broekspijp. De informanten van Q 17, Q 165 en Q 198 noemen zowel de plank waarmee zij de broekspijpen persen als de plank waarmee zij de mouwnaden persen mouw(e)plank(je) of mouwenhout. Zie ook de lemmata ɛpersplankɛ en ɛmouwplankɛ. Zie afb. 15.' [N 59, 19c] II-7
broekkettingen kettelen van de achterhaam: kętǝlǝ van dǝn axtǝrhǭm (Maastricht) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekland, moeras moeras: moeras (Maastricht, ... ), ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken.  məras (Maastricht), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.  môêras (Maastricht), zomp: zoomp (Maastricht) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4