e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rozijnenbrood koningskoek: køningskoek (Mal) brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] III-2-3
ruige mest lang mest: laŋ [mest] (Mal) Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.] I-1
ruimte waar men stro hakselt en bewaart hakselzolder: hɛksǝlzolǝr (Mal), strokot: strōkot (Mal) Het stro dat als veevoer wordt gebruikt, wordt gehakseld (in stukken gesneden) en bewaard in een speciaal daartoe ingerichte "hakselbewaarplaats", of ergens waar toevallig plaats is (meestal in de schuur). Zie ook aflevering I.4, paragraaf 6.4 (blz. 149) over het snijden van het stro. Een aantal benamingen betreft niet de ruimte in de zin van een vertrek, maar een kist, bak of ton waarin het stro gehakseld dan wel het haksel bewaard wordt. De bewerkingen, hakselen, snijden en bewaren, worden in het lemma weerspiegeld. Opgaven als "in de schuur" of "in het kafhuis" zijn hier niet gehonoreerd. [N 5A, 72a en 72b; div.; monogr.] I-6
ruin ruin: rai̯n (Mal) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
rundvee beesten: bēstǝ (Mal) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups koolrups: keulroeps (Mal), rups: roeps (Mal) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)] III-4-2
salueren salueren (<fr.): de soldoten motten salevjèren (Mal) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] III-3-1
sandaal sandaal: sandal (Mal) sandaal [N 24 (1964)] III-1-3
saus saus: sáás (Mal) saus [RND] III-2-3
savooiekool savooi: sevoiə (Mal), savooie: savoi̯jə (Mal), səvoiə (Mal) [N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3