e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slepen slopen: slø̄.pǝ (Mal) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] I-2
sleutelbloem kerksleuteltje: -  kjerksleuterkes (Mal) sleutelbloem [ZND 34 (1940)] III-4-3
slijm bij de nageboorte slijm: slai̯m (Mal) Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b] I-11
slijmblaas slijm: slai̯m (Mal) Gelei-achtige afscheiding uit de schede v√≥√≥r het kalven. [N 3A, 37] I-11
slijpstaal pijl: pīl (Mal), staal: stuǝl (Mal) Een ¬± 40 cm lange stalen pin, voorzien van een handvat. Het oppervlak van de pin is soms wel, soms niet geruwd. Het staal wordt gebruikt om een mes of krabber op aan te zetten. Zie afb. 2. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1
slijpsteen slijpsteen: slajpstē̜n (Mal) Een steen waarmee men de messen en de krabber slijpt. Op de steen deponeert men van tevoren water, zand of olie. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1
slip slip: slip (Mal) hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] III-1-3
slip-over pullover zonder mouwen: pullover zonder mouwen (Mal) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas slipjas: slipjas (Mal, ... ) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] || jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)] III-1-3
slokdarm eetdarm: ē̜tdɛrm (Mal), maagderm: mǭxdɛrm (Mal), slokdarm: slukdɛrm (Mal) Spierachtige buis die de keel met de maag verbindt. [N 28, 78] II-1