e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

Gevonden: 1732
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bolhoed: spotnamen hondsstal: hondstal (Mal) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bolrijs narijs: nǫjręjs (Mal) De rijsperiode na het opbollen. Bij de rijs op de bol moet men de bollen beschermen tegen afkoeling en tocht om te verhinderen dat de buitenkant der bollen uitdroogt (Schoep blz. 100). [N 29, 35c; N 29, 35a] II-1
bont als apart kledingstuk pels: pels (Mal) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont geruite langwerpige omslagdoek neusdoek: neuzik (Mal) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte koe met zwarte kop zwartwitte: zwatwitǝ (Mal) [N 3A, 128] I-11
bontkraag pelskraag: pelskraog (Mal) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel pelsen mantel: pelsemantel (Mal) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boog boog: bu.ich (Mal), schietboog: schietbwoig (Mal) boog [RND] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] III-3-2
boom (alg.) boom: bo:m (Mal) boom [RND] III-4-3
boomgaard fruitwei: fretwei (Mal), frø͂ͅt[wei} (Mal) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7