e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

Gevonden: 1732
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braambessen bramelen: brō.mǝlǝ (Mal) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamstruik kjuller: qjēler (Mal) braam (struik) [ZND 32 (1939)] III-4-3
braden braden: vlès broje (Mal), e van vles lang  vlès broien (Mal) vlees braden en vlees bakken [ZND 22 (1936)] III-2-3
brandblaar brandblaar: bjanbloir (Mal) een blaar (wanneer men zich heeft verbrandt) [ZND 32 (1939)] III-1-2
branden branden: bjanǝ (Mal), bjanə (Mal) branden [ZND 01 (1922)] || Na het krabben worden nog achtergebleven haren met brandend stro of een kaars of, moderner, met een (gas)brander verwijderd. [N 28, 25; N 28, 32] II-1, III-2-1
brandhout klein hout: kleͅi̯nhōt (Mal, ... ), kleinhout: klein hoot (Mal), meterhout: mētərhōt (Mal, ... ), vonkelhout: vø&#x0304ŋkəlhōt (Mal, ... ) [ZND 22 (1936)]brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)] I-7, III-2-1
brede landweg dreef: drēf (Mal) Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.] I-8
breekhamer penhamel: pęnhǭmǝl (Mal) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a] II-9
breien strikken: kôse strikke (Mal), lange o  kosse strikke (Mal) Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald strikijzer: strikaaizers (Mal), strikaizers (Mal) Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3