22878 |
buitenspeler |
extrme (fr.):
extreem (extrême) (Q180p Mal)
|
Hoe noemt U in uw dialect de speler, die in een voetbalteam de uiterst linkse of uiterst rechtse positie in de aanvalslijn bekleedt?
III-3-2
|
18523 |
buitenzak op een jas |
buitenste maal:
ao"dof
boudenste maol (Q180p Mal)
|
buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25462 |
bul waarmee men de ribben in stukken hakt |
bijl:
bajl (Q180p Mal),
bęjl (Q180p Mal)
|
Met deze bijl kan ook een soort hakmes bedoeld worden. [N 28, 105]
II-1
|
21303 |
buskruit |
poeder:
poejer (Q180p Mal),
schietpoeder:
sjiètpoeiër (Q180p Mal)
|
buskruit [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bussel:
bøsǝl (Q180p Mal)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
18586 |
bustehouder |
corsage (fr.):
[opg. zou ook korsiege (?) kunnen zijn, rk]
korsage (Q180p Mal),
soutien (fr.):
soutien (Q180p Mal)
|
bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20223 |
buurman |
gebuur:
geboer (Q180p Mal, ...
Q180p Mal)
|
buurman [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
geburen:
he wont een de geboere (Q180p Mal),
he woon tin de geboere (Q180p Mal)
|
Hij woont in de buurt [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
uchteren:
uchtere goan (Q180p Mal)
|
Hoe heet het gebruik in de winter s avonds bij de buren te gaan zitten praten? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
18654 |
cape |
plag:
plag (Q180p Mal)
|
cape, grote ~, versierd met kant, strikken en fluwelen garnering [umhanger] [N 25 (1964)]
III-1-3
|