e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

Gevonden: 1732
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dompelen in het water steken: een t waoter stèke (Mal), in ⁄t waoter stèke (Mal, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderen hommelen: hoemelen (Mal, ... ), humələ (Mal) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx hommel: hoemel (Mal, ... ), huməl (Mal) donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker, duisterx donker: donkel (Mal) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] III-4-4
dood (bn.) dood: dóót (Mal) dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  dood (Mal) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
doodsteken doodsteken: dōtstɛkǝ (Mal), kelen: kɛ̄lǝ (Mal), strot afsnijden: strǫjt ǭfsnajǝ (Mal) Nadat het dier is verdoofd, wordt het ogenblikkelijk de keel doorgesneden, opdat het nog pompende hart het bloed uit het lichaam kan stuwen. De woordtypen in dit lemma kunnen zowel duiden op het doodsteken van een varken als op het doodsteken van een rund. Een bij de opgave toegevoegd object ''varken'', ''koe'', ''beest'' wordt niet in het woordtype opgenomen. [N 28, 11a; N 28, 11b, N 28, 12a; N 28, 13b, monogr.] II-1
doof doof: he es zo doaf as ne kèttel (Mal) hij is zo doof als... (vertaal en vul aan) [ZND 23 (1937)] III-1-1
dooien dooien: dooie (Mal, ... ), t slaakt]: hət doit (Mal) dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier (het) geel: xē̜ǝl (Mal) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12