18625 |
haarbandje |
lint:
floerelint (Q180p Mal)
|
haarbandje, zwart-fluwelen ~ [peel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32888 |
haarspit |
haarbol:
hǭrbǫl (Q180p Mal)
|
Het haarspit is het draagbare aambeeldje waarop de zeis wordt gehaard. Het bestaat uit een ijzeren pin met een verstaalde enigszins bolle kop, die doorgaans vierkant van omtrek is en tot buiten de pin uitsteekt. Het haarspit kan in de grond worden gestoken (in het veld), of in een haarblok (op de boerderij). Om te verhinderen dat het haarblok te ver in de grond of het haarblok wordt gedreven, heeft men aan het haarspit, enkele centimeters onder de kop, een extra onderdeel vastgemaakt; dit kan bestaan uit enkele ringetjes, meestal twee of vier, een rond of vierkant plaatje, of uit twee dwarspinnetjes (spieën, die doorgaans van hout zijn). Als men het haarspit in de grond steekt, legt men vaak twee blokjes, plankjes of stenen onder de ringetjes of de spieën. De door de informanten opgegeven benamingen voor dit onderdeel van het haarspit staan achteraan in dit lemma. Zie afbeelding 7b, nummer 2. [N 18, 87, JG 1a, 1b, 1d, 2a, 2c; A 4, 28e; L 20, 28e; add. uit N 14, 131; N 18, 68f, 85 en 87; A 23, 16; Lu 1, 16; monogr.]
I-3
|
17750 |
haarvlecht |
staarthaar:
stat gwoir (Q180p Mal)
|
een haarvlecht [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
25145 |
hagelsteen, hagelkorrel |
hagelkoren:
hōͅgəlkjan (Q180p Mal)
|
hagelsteen, hagelkorrel [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18180 |
hak van een schoen |
vers:
vas (Q180p Mal)
|
hak van een schoen [pollevie, plevie, hiel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25455 |
hakbak |
kapblok:
kablok (Q180p Mal),
kapplank:
kaplaŋk (Q180p Mal)
|
De ladevormige houten bak met open voorzijde waarin het vlees fijngekapt wordt. [N 28, 114]
II-1
|
18791 |
haken |
crocheteren (<fr.):
krostjère (Q180p Mal)
|
Haken, crocheren. [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
34027 |
halfbloed |
halfbloed:
hāvblūt (Q180p Mal)
|
Koe van gedeeltelijk bekende afstamming. Bedoeld wordt de koe waarvan één der ouders onbekend is - dit betreft meestal de vader - of waarvan één der ouders niet is opgenomen in het stamboek. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1).' [N 3A, 3b]
I-11
|
18713 |
halfhemd |
sporthemd:
sporthimme (Q180p Mal)
|
halfhemd, kort overhemd of los linnen borststuk dat onder de halsopeningen van het vest wordt gedragen [frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18651 |
halfhoge pet met opstaand bovenstuk |
lage kepie:
liège keppie (Q180p Mal)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk: het halfhoge model {afb} [lage zeje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|