21563 |
ijken |
pegelen:
pɛjgǝlǝ (Q180p Mal)
|
De gewichten van de bascule ijken. Dit geschiedde jaarlijks door een overheidsfunctionaris. [Coe 262; Grof 287]
II-3
|
26392 |
ijs kappen |
(ijs) kappen:
kapǝ (Q180p Mal)
|
Het ijs rond het molenrad wegkappen. [Jan 95; Coe 78; Grof 96]
II-3
|
18639 |
ijsmuts |
wintermuts:
wintermoets (Q180p Mal)
|
ijsmuts [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25154 |
ijspegel |
ijskiekel:
aiski.kəls (mv.) (Q180p Mal)
|
ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
aizəl (Q180p Mal)
|
ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
aizələ (Q180p Mal)
|
ijzelen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
26412 |
ijzeren banden |
ijzeren banden:
ajzǝrǝ bɛn (Q180p Mal)
|
IJzeren banden waarmee het uiteinde van de molenboom wordt versterkt teneinde klieven van het hout tegen te gaan. Zie ook afb. 74. [Jan 75; Coe 67; Grof 90]
II-3
|
25371 |
ijzeren pin waarmee men het slachtvee verdooft |
pik:
pek (Q180p Mal)
|
De woordtypen in dit lemma kunnen op verschillende zaken duiden. Men kan ermee bedoelen de ijzeren pin die uit het schietmasker gedreven wordt of de pin die op een hamer waarmee men het dier op de kop slaat, is bevestigd, of de pin van het penapparaat. Dit laatste werktuig is een voorloper van het penschietmasker. Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5b; N 28, 5d; monogr.]
II-1
|
26357 |
ijzeren schroef van de sluisdeur |
smeednagel:
smēnō.gǝl (Q180p Mal)
|
IJzeren schroef waarmee de planken van de sluisdeur aan elkaar zijn bevestigd. Zie ook het lemma ɛpin van de sluisdeurɛ.' [Coe 24; Grof 57]
II-3
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
ijzertje:
aizerke en de tip (Q180p Mal)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|