e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor het kalf moets: mutš (Margraten), moetsje: mytškǝ (Margraten), moetsje kom: mutškǝ kǫm (Margraten) Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r] I-11
roep- en lokwoord voor het kuiken piele, piele, piele: pīlǝ, pīlǝ, pīlǝ (Margraten), ties, ties, ties: tīs, tīs, tīs (Margraten), tiesje: tiskǝ (Margraten) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus: kyš (Margraten) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lammetje: lɛmkǝ (Margraten) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roepen roepen: roope (Margraten) roepen (geen context) [DC 38 (1964)] III-3-1
roepwoord voor de geit geit: gęi̯t (Margraten) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de jonge geit jonge geit: joŋǝ gęi̯t (Margraten) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
roeren roeren: reure (Margraten, ... ) roeren [DC 47 (1972)] III-2-3
rogge koren: [koren] (Margraten) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood brood: broed (Margraten) roggebrood [DC 35 (1963)] III-2-3