e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steenkool kolen: koale (Margraten) kolen [DC 35 (1963)] III-2-1
stelen stelen: sjtèle (Margraten) stelen (geen context) [DC 38 (1964)] III-3-1
stelmechanismen aan de ploeg handhaaf: hãntǝf (Margraten), knabben: knabǝ (Margraten), kulterwegge: køltǝrwęk (Margraten  [(bij de rolploeg)]  ), molen: myǝlǝ (Margraten), pegeltje: pēlkǝ (Margraten  [(bij de rolploeg)]  ), regulateur: rēgǝlǝtø̄r (Margraten), stelschroef: štɛ l̝šrūf (Margraten  [(bij de voetploeg)]  ), štɛlšrūf (Margraten), veer: vę̄r (Margraten) Aan een ploeg zijn verschillende mechanismen of onderdelen te onderscheiden, die dienen om de diepte en breedte van de voor, alsmede de stand van de werkende delen van de ploeg te regelen. Naar de benamingen hiervoor werd niet in het hele gebied ge√Ønformeerd. Mede daarom werden de betrokken gegevens in één lemma bijeengezet. De regelende onderdelen in kwestie zijn hieronder per soort nader toegelicht. Men vergelijke het vorige lemma. [N 11, 31.IV.d; N 11, 32b; N 11A, 93b + 98a + 98d; JG 1a; monogr.] I-1
sterven kapotgaan: kapot˲gou̯ǝn (Margraten), sterven: sjterreve (Margraten), štɛrəvə (Margraten) Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || sterven [DC 38 (1964)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] I-11, III-2-2
sterven van een plant kapot gaan: kapot gouën (Margraten) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
stiefdochter stiefdochter: sjteifdochter (Margraten) stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefkinderen stiefkinder: sjteifkīēndər (Margraten) stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoeder: sjteifmooder (Margraten) stiefmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefouders stiefouders: sjteifouwersj (Margraten) stiefouders [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefvader stiefvader: sjteifvaadər (Margraten) stiefvader [DC 05 (1937)] III-2-2