e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

Gevonden: 1565
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braambes bramelen: brōmələ (Margraten) braam(bessen) [RND] III-4-3
braambessen bramelen: bro.mǝlǝ (Margraten) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
brandmuur tussen woonhuis en stal brandgevel: brānt˲gēvǝl (Margraten) De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b] I-6
brandnetel netel: nēǝtǝl (Margraten) Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b] I-5
brem geelster: gilster (Margraten), -  gilster (Margraten) brem [DC 47 (1972)] III-4-3
bretel help: hellepe (Margraten) bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] III-1-3
brief brief: bre.f (Margraten) brief [RND] III-3-1
broedende kip op eieren kloek: kluk (Margraten) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broek: algemeen broek: brook (Margraten), doe löps auch altied met ⁄n afgezakde brook (Margraten), hee heel zien brook op mèt ene leere reem (Margraten) broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekland, moeras moeras: moeraas (Margraten), ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken.  mŏĕras (Margraten) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4