e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

Gevonden: 1565
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dubbelschaar van de aanaardploeg dobbel riester: dǫbǝl rēstǝr (Margraten) Zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma Aanaardploeg. [N 11A, 83b; monogr.; add. uit N 12, 25] I-5
duimeling duimeling: duumeling (Margraten) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duizendpoot duizendpoot: doezendpoe.t (Margraten) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
dun sneetje brood blad: blaat (Margraten) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
dunne sjaal sjerpje: sjerrepke (Margraten) sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)] III-1-3
durven durven: durve (Margraten) durven (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
duur duur: deur (Margraten) duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] III-3-1
duwen duwen: døjə (Margraten) duwen [RND] III-1-2
eekhoorn eekhoorntje: ekheunšə (Margraten) eekhoorn [DC 07 (1939)] III-4-2
eeltwrat, zweelwrat wrattel: vratǝl (Margraten) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9