32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
warsel:
wēǝ(r)šǝl (Q192p Margraten),
warselen:
wē ̞ǝšǝlǝ (Q192p Margraten)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
21127 |
fiets |
fiets:
fiets (Q192p Margraten)
|
fiets: Mn - is stuk, ik moet lopen [DC 35 (1963)]
III-3-1
|
33688 |
fijn droog stof |
stub:
štøp (Q192p Margraten)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
25170 |
fijne hagel |
hagel:
hagel (Q192p Margraten)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18912 |
flink; flinke persoon |
flink:
flink (Q192p Margraten)
|
flink: U loopt nog - voor iemand van uw leeftijd [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
20143 |
fopspeen |
lots:
loetsj (Q192p Margraten, ...
Q192p Margraten)
|
fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)]
III-2-2
|
24443 |
fruitworm |
worm:
dr appel h??t dr wurrem
wurrem (Q192p Margraten)
|
worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
34548 |
gans |
gans:
gau̯s (Q192p Margraten)
|
[A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.]
I-12
|
33064 |
garveband |
band:
bānt (Q192p Margraten
[(mv ban)]
)
|
In dit lemma zijn de opgaven opgenomen voor het algemene woord voor band om de schoof. In de Nijmeegse vragenlijsten is niet naar de band in het algemeen, maar apart naar de onderste band (N 15, 22a) en naar de bovenste band (N 15, 22b) gevraagd; zie de volgende twee lemma''s. Uit de opgaven voor deze twee vragen zijn hier de woorden voor "band" bijeengezet, te zamen met het materiaal uit de andere bronnen. In de volgende lemma''s komen de specifieke benamingen voor de twee banden ter sprake. In bijna alle gevallen in Belgisch Limburg is ook het meervoud van het type band gegeven; het is dan ook toegevoegd in dit lemma. Bij type writsel werd voor Q 196 en 196a toegevoegd: wrong of knoop aan de band van een garve. In kaart 43 zijn de opgaven opgenomen die betrekking hebben op het aantal banden om de rogge (resp. koren-)schoof en om andere schoven. Het materiaal is aangevuld met dat van Goossens 1963, krt. 31. Zie afbeelding 7, a. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit N 15, 22a; A 23, 16; Lu 2, 34.2]
I-4
|
25001 |
gat, opening |
lok:
(e: zeer klein geschreven)
louek (Q192p Margraten)
|
gat (znw enk) [N 26 (1964)]
III-4-4
|