24809 |
gele ganzebloem |
albederf:
albǝdɛrf (Q192p Margraten),
alverdrijf:
alfǝrdrif (Q192p Margraten)
|
Chrysanthemum segetum L. Een vrij algemeen voorkomende 30 tot 60 cm hoge plant op zandige akkers, met blauwgroene bladeren en grote gele bloemen met een geel hart. De bloei duurt van juni tot september. [A 60A, 170; monogr.]
I-5
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemèkelik (Q192p Margraten),
op zijn gemak:
op ze gemaak (Q192p Margraten)
|
gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
18939 |
gereed |
vaardig:
veerdig (Q192p Margraten, ...
Q192p Margraten)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
34240 |
geronnen melk |
zure melk:
zor melǝk (Q192p Margraten),
zūr melǝk (Q192p Margraten)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
20912 |
gerookt spek |
gerookt spek:
gereukt sjpek (Q192p Margraten)
|
spek dat gerookt is [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
gēǝ.rs (Q192p Margraten),
gēǝš (Q192p Margraten)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrǝx (Q192p Margraten)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
snal (<du.):
gasp
sjnal (Q192p Margraten)
|
sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
strepen broek:
Van Dale: II. strepen (bn.), <gew.> van gestreepte stof: een strepen rok.
sjtriepebrook (Q192p Margraten)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətraowdə vraow (Q192p Margraten)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|