e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

Gevonden: 1565
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jongen met wie men verloofd is liefste: leefste (Margraten), mens: mīēnsj (Margraten) Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] III-2-2
jongensblouse bloes: bloaws (Margraten) jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)] III-1-3
jongste knecht, manusje van alles aanspender: ānspęndǝr (Margraten), hoddelsjong: hoddelsjong (Margraten), varkensjong: vɛrǝkǝsjǫŋ (Margraten) Hulpje op de boerderij. In dit lemma is alleen datgene opgenomen wat nog niet in de lemma''s "knecht, algemeen" (1.3.12) of "koehoeder" (1.3.14) is behandeld. Vaak echter wordt de koejongen ook voor allerlei kleinere karweitjes op en om de boerderij ingezet. Onder klooier wordt een varkenshoeder verstaan. Een aanspender (afgeleid van ''aanspannen'') is een beginneling, die pas van school komt. Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1c; monogr.] I-6
jus, vleesnat jus: zju (Margraten), saus: saws (Margraten) Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)] III-2-3
kaak kaak: kaak (Margraten), kake (Margraten) kaak [DC 02 (1932)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1
kaakbeen(rand) raak: rake (Margraten, ... ) Was er vroeger een ander woord bekend? Zo ja, welk? [DC 27 (1955)] III-1-1
kaars kaars: kērs (Margraten) kaars [RND] III-2-1
kaarten (ww.) kaarten: ka:rtə (Margraten) kaarten [RND] III-3-2
kaarter kaarter: In: Veldeke, jg. 39 (1964), nr. 216/217, p. 106 - voetnoot 25.  keeëter (Margraten) Kaarter, kaartspeler. III-3-2
kaas kaas: kîês (Margraten) kaas [RND] III-2-3