17867 |
links, linkshandig |
links:
leenks (Q192p Margraten)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Hij is ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22888 |
linksachter |
linksmidden:
linksmidde (Q192p Margraten)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkse, een -:
leenkse (Q192p Margraten)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Het is een ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22881 |
linksvoor |
linksbuiten:
linksboete (Q192p Margraten)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17617 |
lip |
lip:
lup (Q192p Margraten),
løp (Q192p Margraten)
|
lip [DC 01 (1931)], [RND]
III-1-1
|
18051 |
litteken |
lijmteken:
liemteeke (Q192p Margraten)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bøǝkǝ (Q192p Margraten),
meuken:
møkǝ (Q192p Margraten)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34135 |
loeien van de koe van honger |
granken:
granken (Q192p Margraten)
|
In N 3A, 5b is gevraagd naar "Hoe noemt men het loeien van de koe van honger?". De antwoorden van de respondenten komen in grote mate overeen met die op de vraag naar 'het loeien van de koe in het algemeen" (zie lemma 6.1, "loeien van de koe in het algemeen'). Woordtypen die niet in dat lemma voorkomen, maar wel in dit lemma zijn: [N 3A, 5d]
I-11
|
23311 |
lof |
lof:
hət loͅ.f (Q192p Margraten)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
33813 |
lomp paard |
karhengst:
karheŋs (Q192p Margraten)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|