33140 |
wannen met de wanmolen |
doorjagen:
dørjǭgǝ (Q089p Martenslinde)
|
Het werken met de wanmolen. Zie voor de fonetische documentatie van [wannen] het lemma ''wannen met de wan'' (6.3.1) en zie ook de toelichting bij dat lemma. [N 14, 39; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18268 |
want |
moffel:
moeffel (Q089p Martenslinde)
|
want, handschoen waarvan de vier vingers samen zitten [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
19717 |
was |
was:
wás (Q089p Martenslinde)
|
Afscheidingsprodukt uit de wasklieren van de bijen. Voorheen werd de bijenwas veel gebruikt als grondstof voor kaarsen. Momenteel wordt de bijenwas als grondstof vaak vervangen door plantenwas of belangrijk goedkoper te produceren chemicaliën. Nog steeds is de bijenwas van belang voor de bereiding van zalven, kosmetische produkten en boenwas, voor het modelleren van gietvormen en voor medische toepassingen. [N 63, 121a; JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 52; Ge 37, 145; monogr.]
II-6
|
19457 |
waterdamp, wasem |
zwadem:
zu̯āi̯əm (Q089p Martenslinde)
|
damp [ZND 33 (1940)]
III-2-1
|
30318 |
waterdorpel |
vensterdorpel:
venstǝrdęlpǝr (Q089p Martenslinde)
|
Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.]
II-9
|
20435 |
weduwe |
weef:
weef (Q089p Martenslinde)
|
weduwe [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18166 |
weer genezen |
weer op zijn stokken:
wier op z`n stekke (Q089p Martenslinde)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
25112 |
weerlichten |
heilichten:
ps. bij benadering omgespeld volgens IPA.
tež ōͅnt hēͅlixtə (Q089p Martenslinde)
|
weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
weͅrlix (Q089p Martenslinde)
|
bliksem [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wēͅr (Q089p Martenslinde)
|
(vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|