e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
enten greffelen: greffele (Martenslinde), griffelen: grifələ (Martenslinde) [ZND 01 (1922)] [ZND 34 (1940)] I-7
entre-deux entre-deux: entre-deux (Martenslinde) Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5] II-7
erwt, algemeen erwt: art (Martenslinde), ɛrt (Martenslinde) Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5
eten (ww.) eten: ète (Martenslinde), ɛ:tə (Martenslinde) eten [ZND 25 (1937)] III-2-3
etensresten orten: èrte (Martenslinde) hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)] III-2-3
etter materie: matiierə (Martenslinde) etter [ZND 01 (1922)] III-1-2
evenaar, tweespanszwenghout terwarshout: tǝrwi̯ǫ.shō.t (Martenslinde) De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.] I-2
evene evie: hję.vǝ (Martenslinde) Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31] I-4
familie familie: fəmīēlə (Martenslinde) verwant; wij zijn niet verwant [ZND 11 (1925)] III-2-2
fatsoenlijk fatsoenlijk: Das ene fatsounləkə mins (Martenslinde) Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)] III-1-4