22431 |
feest |
feest:
fés (Q089p Martenslinde),
het fis dredde verbei zonder dat doaw ’n lidsje gezonge woand (Q089p Martenslinde)
|
Feest: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
21127 |
fiets |
fiets:
de fiets (Q089p Martenslinde),
fits (Q089p Martenslinde),
velo:
twee villos joge nevenée dor (Q089p Martenslinde),
klemtoon op i
de villo (Q089p Martenslinde)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] || fiets [ZND 44 (1946)] || Fiets. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
18121 |
fijt |
pulver:
polfər (Q089p Martenslinde)
|
ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
23264 |
flambouw |
flambouw (<fr.):
o = kort
⁄n flambo (Q089p Martenslinde)
|
Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
30800 |
flank |
flanken:
fla.ŋkǝ (Q089p Martenslinde)
|
Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10]
I-9
|
20838 |
flauw |
flauw:
flā (Q089p Martenslinde),
iemelijk:
i̯eməlik (Q089p Martenslinde),
weps:
weps (Q089p Martenslinde)
|
meeps (flauw van smaak) [ZND 01 (1922)], [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
19288 |
flikflooien |
fletsen:
ook materiaal znd 23, 55
flɛtsə (Q089p Martenslinde),
flikflooien:
ook materiaal znd 23, 55
flikfloi̯ə (Q089p Martenslinde, ...
Q089p Martenslinde),
flikkeflooie (Q089p Martenslinde),
judassen:
ook materiaal znd 23, 55
judasse (Q089p Martenslinde)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
flaim (Q089p Martenslinde),
flawm (Q089p Martenslinde),
[grenst aan ontrondingsgebied -> fluim; *vlijm, flijm]
flijn (Q089p Martenslinde)
|
fluim [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (Q089p Martenslinde)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
en floere broek (Q089p Martenslinde),
ən flu:rə bruk (Q089p Martenslinde)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|