e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gehemelte gehemelte: gehieməltə (Martenslinde) het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)] III-1-1
gehucht gehucht: gehech (Martenslinde), gəheX (Martenslinde), yəheX (Martenslinde) gehucht [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-3-1
gehurkt zitten op zijn fokken zitten: op sən fōkə zitə (Martenslinde) hurken [ZND 01 (1922)] III-1-2
geit geit: gē.t (Martenslinde) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
gejoel gekeek: yəkēͅk (Martenslinde) gejoel [ZND 01 (1922)] III-3-1
gekruld haar gekruld haar: gekrolt hwōər (Martenslinde), krullen: krollə (Martenslinde) hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld geld: geld (Martenslinde), haai es voader zenne jas en moeder huer geld; voader zen koe en voader zennen hond (Martenslinde), ich ben me geld kweet (Martenslinde), moeder bej wé moet ich geld hoalen (Martenslinde), oe: kort  moeder, bej wé moet ich geld hoalen? (Martenslinde) geld [ZND 44 (1946)] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] III-3-1
gelijken (op) gelijken: gelēke (Martenslinde), trekken op: trekken op (Martenslinde) gelijken [ZND 25 (1941)] III-4-4
geloof geloof: gəlēf (Martenslinde), Hè es van ze geloof oaf (Martenslinde), lijkt erg deftig, men zal zeggen hege:tnimenodekerk  hetsəgelo:fərluoͅrə (Martenslinde) Geloof. [ZND 01 (1922)] || Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3
geloven geloven: gəlēvə (Martenslinde), gəlēvər (Martenslinde), gəlêve (Martenslinde) Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)] III-3-3