33621 |
anjelier |
genoffel:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
žənufəl (Q089p Martenslinde),
groosgroffiaat:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
grōͅsgroͅfijuət (Q089p Martenslinde)
|
Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
groffiaat:
-
groffiaat (Q089p Martenslinde)
|
tuinanjer
III-2-1
|
33617 |
appel, algemeen |
appel:
appəl (Q089p Martenslinde, ...
Q089p Martenslinde),
apəl (Q089p Martenslinde, ...
Q089p Martenslinde)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)]
I-7
|
33100 |
aren lezen |
oogsten:
ōstǝ (Q089p Martenslinde)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (Q089p Martenslinde),
haak:
wǫk (Q089p Martenslinde)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
25055 |
armvol |
armvol:
heͅlvər (Q089p Martenslinde, ...
Q089p Martenslinde),
hɛlvǝr (Q089p Martenslinde)
|
armvol [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
21570 |
arresteren |
aanhouden:
de polis het hem oangehage (Q089p Martenslinde)
|
De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
32672 |
asblok |
asblok:
as˱blǫk (Q089p Martenslinde)
|
Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
22897 |
aswoensdag |
asgoensdag:
asgūnsdəg (Q089p Martenslinde),
asxunstich (Q089p Martenslinde),
asxunzdich (Q089p Martenslinde)
|
Aswoensdag. [ZND 01 (1922)], [ZND 19A (1936)]
III-3-3
|
25073 |
averechts, achterstevoren |
contraire (fr.):
kontrōͅrə (Q089p Martenslinde)
|
averechts [ZND 05 (1924)]
III-4-4
|