e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
anjelier genoffel: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  žənufəl (Martenslinde), groosgroffiaat: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  grōͅsgroͅfijuət (Martenslinde) Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)] I-7
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) groffiaat: -  groffiaat (Martenslinde) tuinanjer III-2-1
appel, algemeen appel: appəl (Martenslinde, ... ), apəl (Martenslinde, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)] I-7
aren lezen oogsten: ōstǝ (Martenslinde) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Martenslinde), haak: wǫk (Martenslinde) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armvol armvol: heͅlvər (Martenslinde, ... ), hɛlvǝr (Martenslinde) armvol [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4, III-4-4
arresteren aanhouden: de polis het hem oangehage (Martenslinde) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1
asblok asblok: as˱blǫk (Martenslinde) Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-13
aswoensdag asgoensdag: asgūnsdəg (Martenslinde), asxunstich (Martenslinde), asxunzdich (Martenslinde) Aswoensdag. [ZND 01 (1922)], [ZND 19A (1936)] III-3-3
averechts, achterstevoren contraire (fr.): kontrōͅrə (Martenslinde) averechts [ZND 05 (1924)] III-4-4