e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuil kuil: kau̯l (Martenslinde), kǫu̯l (Martenslinde) Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.] I-8
kuiltje (in de kin / wangen) kuiltje: keilke in de kín (Martenslinde) een kuiltje in de kin [ZND 29 (1938)] III-1-1
kuip kuip: kōp (Martenslinde) In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.] II-12
kuiper kuiper: kēpǝr (Martenslinde) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kuit kuit: kēt (Martenslinde) kuit (van een been) [ZND 01 (1922)] III-1-1
kundig bekwaam: bəkwōͅm (Martenslinde) kundig [ZND 01 (1922)] III-1-4
kunstmest chimique: šǝmik (Martenslinde) Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10] I-1
kussensloop kustijk: keͅstīk (Martenslinde, ... ), kəstīk (Martenslinde, ... ) de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)] III-2-1
kwaadspreekster klaptong: klaptong (Martenslinde), klepper: klepiër (Martenslinde), langtong: langtong (Martenslinde) vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)] III-1-4
kwaadspreker kwaadkaller: kōtkalər (Martenslinde) kwaadspreker [ZND 01 (1922)] III-1-4