19104 |
kwalijk nemen |
het kwalijk oppakken:
ook materiaal znd 29, 19
koelek (opgepak) (Q089p Martenslinde)
|
kwalijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwattel (Q089p Martenslinde),
kwattəl (Q089p Martenslinde),
kwatəl (Q089p Martenslinde)
|
kwartel [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-1
|
24880 |
kweek |
pettem:
pɛ.tǝm (Q089p Martenslinde)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88]
I-5
|
33552 |
kweepeer |
kweepeer:
keepēr (Q089p Martenslinde)
|
[ZND 29 (1938)]
I-7
|
19105 |
kwezel |
kwezel:
kwii̯ezəl (Q089p Martenslinde),
wa’n kwiëzel (Q089p Martenslinde)
|
Kwezel. [ZND 01 (1922)] || Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwispələ (Q089p Martenslinde)
|
kwispelstaarten [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
24925 |
laag grond |
laaf:
loëf (Q089p Martenslinde),
laag:
ps. omgespeld volgens Frings.
lu̯oͅx (Q089p Martenslinde)
|
laag (znw.) [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-4
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
ring:
re.ŋk (Q089p Martenslinde)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
lēgdǝ (Q089p Martenslinde),
zonk:
zuŋk (Q089p Martenslinde)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
33089 |
laatste voer |
mei:
mē (Q089p Martenslinde)
|
De laatste wagenvracht van de oogst die naar de boerderij wordt gereden. Zie de toelichting bij het lemma ''oogst binnenhalen'' (5.1.1). [L 8, 59]
I-4
|