e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292a plaats=Maxet

Overzicht

Gevonden: 716

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achteruittrappen houwen: hǫu̯ǝ (Maxet), slaan: šlǭn (Maxet) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achtkant achtkanter: axkantjǝr (Maxet) Algemene benaming voor een achtkante molen. De achtkant kan gedekt zijn met riet, planken, asfalt etc. en behoort tot de bovenkruiers. Zie ook afb. 35. [N O, 32g] II-3
afgeroomde melk afgelaten melk: āfxǝlōtǝ mɛlǝk (Maxet), fugemelk: fȳsmɛlk (Maxet) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
aflaten aflaten: āflǭtǝ (Maxet) Zakken met behulp van het luiwerk naar beneden laten. [N O, 26d] II-3
afremmen stilzetten: stelzetǝ (Maxet) De molen afremmen door middel van de vang. [N O, 13a] II-3
afscheiding als teken van hengstigheid veem (vademen): vē̜m (Maxet) [N 8, 45, 46 en 48] I-9
aftuigen aftuigen: āftø̜i̯gǝ (Maxet) Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b] I-10
afzeilen zeil aftrekken: zęjl āftrękǝ (Maxet) De zeilen afnemen. [N O, 7b; A 42A, 74] II-3
arend van de zeis pin: pen (Maxet) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
arm arm: ɛrm (Maxet), ɛrǝm (Maxet) Onderdeel van het spinnewiel, een horizontaal latje met het spinrokkengat waarin een verticale lat, het spinrokken, steekt met vlas of wol. Volgens de informant van K 353 ontbreekt dit onderdeel heel waarschijnlijk in zijn of haar regio, omdat de spinner/spinster de prop ongesponnen wol op de schoot legt. Volgens de informant van L 291 is de vlaskop een kegelvormige rol van grauwe turf, opgesloten tussen houten schijven. Hierover is een kapmanteltje van blauw linnen geplaatst waaromheen het vlas of de wol zit. [N 34, B5] || Zie de toelichting bij het lemma ɛarm liggenɛ.' [N O, 34j; Vds 193; Jan 198; Coe 169] II-3, II-7