e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292a plaats=Maxet

Overzicht

Gevonden: 716
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
notenzang notenzang: nuǝtǝzaŋk (Maxet) Het geluid dat de kammen maken wanneer zij goed werken. [N O, 11o] II-3
ogen insplitsen of bevestigen een lus maken: ǝn løs mākǝ (Maxet), een strop maken: ǝn strǫp mākǝ (Maxet) Ogen aan de luireep bevestigen d.m.v. splitsen of anderszins. [N O, 26e; N O, 25f add.] II-3
omhulsel van het teellid sloek: sluk (Maxet), sluif: slø̜i̯f (Maxet) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
onderschijf onderschijf: oŋǝršīf (Maxet) De onderste van de twee schijven van het rondsel. Zie ook afb. 58. [N O, 14e] II-3
onderstel poten: pyǝt (Maxet) Het geheel van drie poten en een blad van een spinnewiel. [N 34, B3] II-7
onelegant paard loebas: lubǝs (Maxet) Lomp paard. [N 8, 20 en 62n] I-9
onevenwichtig onwichtig: ǫnwextex (Maxet) Ongelijk van gewicht, van dracht, gezegd van de twee helften van een roede. [N O, 7q] II-3
op de bil staan op de bil staan: ǫp ǝ bel stǭn (Maxet) Gezegd van de molen wanneer de rechtstaande roede ervan net voorbij het midden is geplaatst. Aan deze wiekenstand was in het algemeen herkenbaar dat de molenstenen in de betreffende molen gescherpt worden. Zie ook het lemma ɛstand voorbij het middenɛ.' [N O, 8e] II-3
op hol slaan klateren (ww.): klātǝrǝ (Maxet), op (de) loop gaan: ǫp ǝ lø̜i̯p gǭn (Maxet), op de klater slaan: ǫp ǝ klātǝr slǭn (Maxet) Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9
openbreken openbreken: ǭpǝbrę̄kǝ (Maxet) De molenstenen van hun plaats nemen als ze gescherpt moeten worden. Daartoe moet de molenaar de kuip met alle toebehoren rondom de stenen verwijderen. Vervolgens licht hij de loper uit het staakijzer en legt hem omgekeerd naast de ligger, zodat het maalvlak van de loper en ligger bewerkt kan worden. De meeste in dit lemma opgenomen termen veronderstellen de (molen)stenen of de molen als object. [N O, 33g; Vds 199; Jan 178; Coe 160; Grof 194] II-3