e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292a plaats=Maxet

Overzicht

Gevonden: 716

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuchtje zomerse wind: zōmǝrsǝ wentj (Maxet) [N O, 9b] II-3
zwaar paard bonk: boŋk (Maxet) Zwaargebouwd paard, geschikt voor het veldwerk of als trekdier. Zie afbeelding 7. [JG, 2c; N 8, 62d, 62e en 64b] I-9
zwaarden staartstukken: stɛrtštø̜kǝ (Maxet) De driehoekige stukken hout waarmee de plooien van het aswiel in de hoeken met elkaar verbonden zijn. Zie ook het lemma ɛplooienɛ.' [N O, 11h; N O, 11g] II-3
zwerm zwerm: zwɛrm (Maxet) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwichtlatten zeillatjes: zęjllɛtjǝs (Maxet) Een of meer kleine, langse latjes die bijna aan het uiteinde van het hekken zijn bevestigd. In l 265 waren de zwichtlatten onbekend. [N O, 2f] II-3
zwijmelen schravelen: šrāvǝlǝ (Maxet), schurgen: sxø̜̄rgǝ (Maxet  [(als een kruiwagen)]  ) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9