e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hamersteel steel: štī.l (Mechelen) De, doorgaans houten, handgreep van een hamer. [N 53, 126e] II-12
hand hand: hand (Mechelen), hant (Mechelen), heng (Mechelen), hànt (Mechelen, ... ) hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)] III-1-1
handbijl bijl: bijǝlǝ (Mechelen) Een licht bijl met korte steel die wordt gebruikt om uit ruw hout naven, spaken en rongen te bekappen en hun eerste vorm te geven. Zie ook afb. 179. [N G, 41] II-12
handboor, fretboor handboor: hānt˱bō̜r (Mechelen), handboortje: hānt˱bø̜̄rkǝ (Mechelen) Een kleine boor met een handgreep en met scherpe schroefdraad, die met één hand wordt rondgedraaid. Zie ook afb. 78. De handboor heeft als handvat ofwel een houten dwarsstukje, ofwel een rondgebogen metalen greep. Hij wordt gebruikt om gaten voor te boren en op plaatsen waar men met de omslagboor niet kan werken. [N 33, 132; N 53, 160b; N 53, 168; monogr.] II-12
handcultivator cultivator: køltivātǝr (Mechelen) Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5
handen (kindernamen) knoeveltjes: knuuvelkes (Mechelen), polletjes: de pollekes (Mechelen) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) fikken: fikke (Mechelen, ... ), klauwen: klauwe (Mechelen), klawwe (Mechelen), knoken: kneujek (Mechelen), Plat.  knûîk (Mechelen), poten: poeëte (Mechelen) [N 10 (1961)]hand [DC 01 (1931)] III-1-1
handgeld handgeld: handgeld (Mechelen, ... ), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  hāntgeld (Mechelen) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handgreep van de booromslag handgreep: hānt˲grēp (Mechelen) Het middelste gedeelte van een booromslag dat met één hand wordt rondgedraaid wanneer men boort met de omslagboor. [N 53, 161d; monogr.] II-12
handkar handkar: hantkār (Mechelen) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13