e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoge klomp? hoge klomp: hoege kloemp (Mechelen), hōēge kloomp (Mechelen) klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)] III-1-3
hoge rijgschoen hoge rijgschoen: hōēg rīēsjōōn (Mechelen), rijgschoen: reeh schoon (Mechelen) rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)] III-1-3
hoge waterdichte schoen sneeuwschoen: schnieje schoon (Mechelen), sjnīē sjōōn (Mechelen) schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
hok opbinden jassen: jasǝ (Mechelen) Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.] I-4
holle ring aan de binnenzijde van de naaf hol: hǫl (Mechelen) De holle ring aan de binnenzijde van de naaf, dus aan de kant van de as. Zie voor het woordtype ojief ook het lemma ɛojiefprofielɛ in de paragraaf over de vaktaal van de meubelmaker.' [N G, 43a, 3] II-12
holle ring aan de buitenzijde van de naaf hol: hǫl (Mechelen) De groef aan de buitenzijde van de naaf. Zie voor het woordtype verkeerde duivenjager, dat werd opgegeven door de respondent uit Eygelshoven (Q 119) ook het lemma ɛkwart-holvormig profielɛ in de paragraaf over de vaktaal van de meubelmaker.' [N G, 43a, 1] II-12
holschaaf holle schaaf: hǭl šāf (Mechelen) Schaaf met een over de breedte holvormig gebogen zool, die samen met de bolschaaf een bijeenhorend paar vormt. Zie ook afb. 46. De holschaaf wordt door de timmerman gebruikt om rond lijstwerk te schaven en door de wagenmaker om kleine spaken een ronde vorm te geven. [N 53, 71c; N G, 38a; monogr.] II-12
hommel hommel: hŏĕmel (Mechelen) hommel [SGV (1914)] III-4-2
hond hond: hônt (Mechelen) hond [SGV (1914)] III-2-1
honderd frank honderd frank: hoendert frang (Mechelen), honderd frang (Mechelen), hoondert frang (Mechelen) 100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1